ECLI:NL:RBDHA:2023:11290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) van eiser na AOW-leeftijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die in loondienst werkte bij [bedrijfsnaam 1] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020, die was opgelegd na een voorlopige aanslag. Eiser had in 2020 een inkomen van € 22.387, maar na de voorlopige aanslag ontving hij een teruggaaf van € 2.198. Later werd echter vastgesteld dat zijn inkomen hoger was dan aangegeven, wat leidde tot een definitieve aanslag waarbij hij in totaal € 7.877 moest betalen, inclusief belastingrente.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belastingdienst de aanslag correct heeft berekend. Eiser had in 2020 de AOW-leeftijd bereikt en ontving een AOW-uitkering, wat invloed had op de toepassing van de loonheffingskorting. Eiser had ten onrechte de loonheffingskorting op zowel zijn loon als zijn AOW-uitkering toegepast, wat resulteerde in een te lage betaling van loonheffing. De rechtbank oordeelde dat de belastingdienst terecht de definitieve aanslag had opgelegd en dat eiser geen recht had op terugbetaling van het griffiegeld of vergoeding van proceskosten, aangezien hij ongelijk had gekregen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om goed op de hoogte te zijn van de fiscale gevolgen van het bereiken van de AOW-leeftijd en de juiste toepassing van loonheffingskortingen. Eiser kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.