ECLI:NL:RBDHA:2023:11297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.7585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis met betrekking tot Syrische nationaliteit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Syrische familie. Eisers, waaronder een moeder en haar minderjarige kinderen, hebben op 14 juli 2022 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als gezinsleden van een referent. Na een periode van stilzwijgen van de zijde van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 17 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens hebben zij op 13 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen, die door verweerder met drie maanden was verlengd, is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers kennelijk gegrond is, aangezien zij rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

Daarnaast heeft de rechtbank de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de vrijstelling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7585

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
Mede namens haar (minderjarige) kinderen:

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [nummer]
eisers,
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 14 juli 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 17 januari 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 13 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
4. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
6. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken. Dat de gezinsleden van referent verblijven in het gebied in Turkije dat is getroffen door een aardbeving vormt geen reden om verweerder in dit geval een kortere termijn te gunnen nu dit niet afdoet aan de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eisers zijn vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.