In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Syrische familie. Eisers, waaronder een moeder en haar minderjarige kinderen, hebben op 14 juli 2022 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als gezinsleden van een referent. Na een periode van stilzwijgen van de zijde van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 17 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld. Vervolgens hebben zij op 13 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen, die door verweerder met drie maanden was verlengd, is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers kennelijk gegrond is, aangezien zij rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 418,50, waarbij rekening is gehouden met de vrijstelling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.