ECLI:NL:RBDHA:2023:11304
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verwijzing naar verantwoordelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van het argument dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 26 juli 2023 in Groningen, waar zowel de verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL23.12751). De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Buikema. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.