ECLI:NL:RBDHA:2023:1132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
21-3226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning wegens gebrek aan belanghebbendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 oktober 2020, waarin een omgevingsvergunning werd verleend aan Het Circulaire Ambachtscentrum voor het vestigen van een circulair ambachtscentrum op een specifiek perceel. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk in het bestreden besluit van 16 december 2020, waarop de eiser in beroep ging.

Tijdens de zitting op 17 januari 2023 was de eiser aanwezig, maar de verweerder was afwezig met een bericht van verhindering. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het primaire besluit, omdat hij op een afstand van circa 4 km van het perceel woont en geen zicht heeft op het perceel. Bovendien zijn er geen significante gevolgen voor de woon- of leefsituatie van de eiser aangetoond.

De rechtbank concludeerde dat het belang van de eiser dat het college zich aan de regels houdt, niet voldoende is om hem als belanghebbende te kwalificeren. Er was ook geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3226

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder,
(gemachtigde: A. Danişman).

Inleiding

In het besluit van 9 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder positief beslist op de aanvraag van Het Circulaire Ambachtscentrum om een omgevingsvergunning voor het vestigen van het circulaire ambachtscentrum op het perceel de [adres] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats].
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In het besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Hierna is eiser in beroep gegaan.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het primaire beluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit conform de geldende vaste rechtspraak over het belanghebbende begrip besloten. Eiser heeft geen eigen, persoonlijk belang bij het primaire besluit, omdat hij blijkens ruimtelijkeplannen.nl op een afstand van hemelsbreed circa 4 km woont tot het perceel waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. Eiser heeft vanuit zijn woning geen zicht op het perceel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft. Daarnaast is niet gebleken dat het primaire besluit gevolgen van enige betekenis heeft voor de woon- of leefsituatie van eiser. Het belang van eiser dat het college zich aan de regels houdt, onderscheidt eiser niet van de andere inwoners van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Ook dat is dus geen eigen, persoonlijk belang.
3. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.