ECLI:NL:RBDHA:2023:11326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
23/4383 en 23/4331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het persoonlijk plan inburgering en participatie van verzoeker in het kader van de Wet inburgering 2021

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De verzoeker, afkomstig uit Syrië en sinds eind 2021 in Nederland, was het niet eens met het door verweerder vastgestelde persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP). Dit plan vereiste dat hij een inburgeringscursus volgde bij Taalpartners, terwijl verzoeker een taalschool voor hoger opgeleiden wenste. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het PIP op 2 januari 2023 was vastgesteld en dat het bezwaar van verzoeker op 5 juni 2023 gegrond was verklaard. Desondanks bleef verweerder bij de keuze voor Taalpartners. Verzoeker stelde dat Taalpartners niet geschikt was voor hoger opgeleiden en dat hij in een klas zou komen met mensen zonder onderwijsachtergrond, wat zijn leerproces zou belemmeren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker zijn stelling niet met objectieve informatie had onderbouwd en dat Taalpartners hem voldoende mogelijkheden bood om het gewenste taalniveau te behalen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker zelf niet meewerkte aan het behalen van het vereiste niveau, aangezien hij slechts vier lessen had bijgewoond en niet op afspraken was verschenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit van verweerder niet onzorgvuldig was en dat de inburgeringstermijn van drie jaar niet onevenredig bezwarend was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, zonder dat verzoeker recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/4383 en SGR 23/4331
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juli 2023 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: C.P. Pijnen).

Inleiding

Met het besluit van 2 januari 2023 heeft verweerder het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP) van verzoeker vastgesteld.
Met de beslissing op bezwaar van 5 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit ( SGR 23/4331). Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 23/4383).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door mr. [naam] waarnemend voor zijn gemachtigde en met een beeldverbinding de gemachtigde van verweerder.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van verzoeker. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
1. Verzoeker is afkomstig uit Syrië en verblijft sinds eind 2021 in Nederland. Voor verzoeker is op 2 januari 2023 een PIP vastgesteld. Hierin is onder andere opgenomen dat hij drie jaar de tijd heeft om in te burgeren. Tevens is vastgesteld dat verzoeker de leerroute B1 gaat volgen bij de taalschool Taalpartners. In bezwaar is gebleken dat verweerder het PIP onvoldoende had gemotiveerd, het was niet in overeenstemming met artikel 15 van de Wet inburgering 2021 (Wi). Dit wordt door verweerder hersteld. Verweerder houdt wel vast aan de keuze voor Taalpartners.
Wat vindt verzoeker?
2. Verzoeker stelt kort gezegd dat Taalpartners geen geschikt instituut is voor hoger opgeleiden en wil dat verweerder een ander instituut aanwijst in het PIP. Hij komt namelijk in een klas met mensen die nog nooit onderwijs hebben gehad. Hierdoor zijn de lesmethodes te eenvoudig voor hem en kan hij niet snel genoeg het gewenste resultaat behalen. In september 2023 wenst verzoeker te starten met een Engelstalige opleiding. Hij is daarvoor toegelaten tot Radboud universiteit in Nijmegen. De studiebelasting is voor hem te zwaar als hij daarnaast ook nog de inburgeringscursus moet voltooien. Vandaar dat hij een versnelde inburgeringscursus wil volgen bij een taalschool voor hoger opgeleiden. Het is niet mogelijk om een jaar later te gaan studeren omdat verzoeker dan 30 jaar is en geen aanspraak meer kan maken op studiefinanciering.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is Taalpartners geschikt?
3. Op grond van de Wi moet de taalschool die verweerder kiest voor de te volgen leerroute beschikken over een Blik op werk-Keurmerk. [1] Om dit keurmerk te verkrijgen moet een taalschool voldoen aan drie hoofdnormen zijnde organisatie, tevredenheid en resultaten. Taalpartners is in het bezit van het vereiste keurmerk en voldoet daarmee aan de wettelijke vereisten.
3.1.
Verzoeker heeft zijn stelling dat Taalpartners voor hem gelet op zijn opleiding journalistiek waarbij hij drie jaar universitair onderwijs heeft genoten, maar geen diploma heeft behaald, ongeschikt is voor het geven van de inburgeringscursus op geen enkele wijze met objectieve informatie onderbouwd. Vanuit Taalpartners is verzoeker alle mogelijkheid geboden om binnen een redelijke termijn niveau B1 te behalen. Verzoeker kan drie groepslessen per week volgen. Daarnaast kan hij nog twee keer per week terecht in het openleercentrum van Taalpartners waar hij 1 op 1 begeleiding krijgt en hij kan werken met een moeilijkere methode en uitleg kan krijgen in het Engels. Uit het aanwezigheidsoverzicht van Taalpartners blijkt echter dat verzoeker vanaf 17 januari 2023 maar vier keer een les heeft bijgewoond. Vanaf 13 februari 2023 is hij helemaal niet meer verschenen. Verder vermeldt die rapportage dat op 13 februari 2023 zijn woordenschat minimaal is.
De voorzieningenrechter ziet dan ook niet waarom verweerder verplicht zou zijn om een andere taalschool voor verzoeker te zoeken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit op dit punt dan ook niet onzorgvuldig.
Is het besluit van verweerder evenredig?
4. Voor zover verzoeker stelt dat de inburgeringstermijn van drie jaar te lang is omdat hij de inburgeringscursus voor de start van zijn studie in september 2023 wil hebben afgerond, merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Het is zo dat verzoeker binnen maximaal drie jaar moet inburgeren. Dit betekent niet dat verzoeker zelf niet veel sneller de inburgeringscursus kan afronden. Als verzoeker naar de lessen bij Taalpartners was gegaan was hij mogelijk zelfs al een heel eind op weg geweest. Uit niets blijkt dat Taalpartners niet in staat is om verzoeker te helpen bij het spoedig behalen van niveau B1. De voortgangsrapportage van Taalpartners van maart 2023 vermeldt dat het er op lijkt dat verzoeker zijn focus niet op Nederlands leren legt en druk was met de voorbereiding op het IELTS-examen om Engelstalige universitaire onderwijs te kunnen volgen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook niet gebleken dat het besluit onevenredig bezwarend voor verzoeker zou zijn.
4.1.
De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat verzoeker zelf ook niet meewerkt aan het op korte termijn behalen van het gewenste taalniveau. Hij is maar bij vier lessen aanwezig geweest en komt al sinds 13 februari 2023 helemaal niet meer bij Taalpartners. Ook heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor meerdere gesprekken om de voortgang te bespreken en te bekijken in hoeverre het PIP moet worden aangepast. Verzoeker is echter, op aanraden van zijn gemachtigde, op geen van deze afspraken verschenen. Op zitting heeft verweerder aangegeven dat er naar aanleiding van die gesprekken rekening gehouden had kunnen worden met het taalniveau en de leervaardigheid van verzoeker. Dit is nog steeds mogelijk als verzoeker deelneemt aan de benodigde gesprekken. Het plan kan eventueel op basis van gesprekken worden aangepast naar een lager taalniveau omdat verzoeker nu een Engelstalige studie, en geen Nederlandstalige studie, wil gaan doen. Dit niveau is sneller te behalen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoeker krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
28 juli 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 16, derde lid, van de Wi, artikel 32 van de Wi en artikel 8.1. van de Regeling inburgering 2021.