In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De verzoeker, afkomstig uit Syrië en sinds eind 2021 in Nederland, was het niet eens met het door verweerder vastgestelde persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP). Dit plan vereiste dat hij een inburgeringscursus volgde bij Taalpartners, terwijl verzoeker een taalschool voor hoger opgeleiden wenste. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het PIP op 2 januari 2023 was vastgesteld en dat het bezwaar van verzoeker op 5 juni 2023 gegrond was verklaard. Desondanks bleef verweerder bij de keuze voor Taalpartners. Verzoeker stelde dat Taalpartners niet geschikt was voor hoger opgeleiden en dat hij in een klas zou komen met mensen zonder onderwijsachtergrond, wat zijn leerproces zou belemmeren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker zijn stelling niet met objectieve informatie had onderbouwd en dat Taalpartners hem voldoende mogelijkheden bood om het gewenste taalniveau te behalen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker zelf niet meewerkte aan het behalen van het vereiste niveau, aangezien hij slechts vier lessen had bijgewoond en niet op afspraken was verschenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit van verweerder niet onzorgvuldig was en dat de inburgeringstermijn van drie jaar niet onevenredig bezwarend was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond, zonder dat verzoeker recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.