ECLI:NL:RBDHA:2023:11384
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Bruinse - Pot
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen inreisverbod van twee jaar opgelegd aan Iraakse eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een inreisverbod dat aan een Iraakse eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het inreisverbod, dat voor de duur van twee jaar was vastgesteld, was gebaseerd op artikel 66a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiser niet binnen de gestelde termijn Nederland had verlaten. De eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 30 juli 2021 was afgewezen, en het beroep tegen deze afwijzing was op 29 april 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder de claim dat het inreisverbod onzorgvuldig was opgelegd en dat er geen zorgvuldige belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had toegelicht dat het besluit en het proces-verbaal van 23 november 2022 in samenhang moesten worden bezien. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging had betrokken en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het opleggen van het inreisverbod zouden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.