ECLI:NL:RBDHA:2023:11406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering teruggave paspoort in het bestuursrecht; beoordeling van inbewaringneming door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023, in de zaak NL22.17389, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn in bewaring genomen paspoort terug te geven. Het paspoort van eiser werd op 4 juni 2022 in bewaring genomen, en op 14 juni 2022 weigerde de staatssecretaris om het paspoort terug te geven. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden en het onderzoek op basis van de ingediende stukken heeft gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris verplicht is om op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, maar dat deze verplichting niet is nagekomen. Hierdoor heeft de rechtbank de feiten beoordeeld op basis van de door eiser ingebrachte stukken. Eiser betoogt dat zijn paspoort ten onrechte in bewaring is genomen, omdat hij op 14 april 2022 een verblijfsvergunning heeft aangevraagd en rechtmatig verblijf heeft. De staatssecretaris stelt echter dat de aanvraag pas op 6 juni 2022 is ingediend, maar de rechtbank gaat uit van de datum die eiser heeft opgegeven.
Desondanks concludeert de rechtbank dat het in bewaring houden van het paspoort gerechtvaardigd is, omdat eiser slechts een tijdelijk procedureel verblijfsrecht heeft en de grond voor inbewaringneming niet is komen te vervallen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de staatssecretaris zwaarder wegen dan die van eiser, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.