ECLI:NL:RBDHA:2023:11410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 23/2984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek op medische gronden op basis van artikel 64 Vw 2000

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse eiser die een aanvraag had ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, gebaseerd op artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich baseerde op een medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom het medisch advies van het BMA als juist moest worden aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris had moeten twijfelen aan de juistheid van het medisch advies, gezien de verklaringen van het Lagos University Teaching Hospital, waaruit bleek dat de noodzakelijke medicatie soms voor langere tijd niet beschikbaar is in Nigeria. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de staatssecretaris ook werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/2984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag van 29 december 2020 om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), uitstel van vertrek op medische gronden.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag in het besluit van 20 mei 2021 afgewezen. In het bestreden besluit van 17 maart 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de beroepsgronden die naar voren zijn gebracht.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 gedaan. Uit het eerste medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 2 februari 2021 volgt dat eiser bekend is met essentiële hypertensie en status na een aantal herseninfarcten. Eiser is ingesteld op medicatie tegen hoge bloeddruk, een antistollingsmiddel en een middel om de bloedvetverhouding in het bloed te optimaliseren. Zonder behandeling wordt een medische noodsituatie op korte termijn verwacht, want orgaan falen en een nieuw herseninfarct kunnen tot levensbedreigende situaties of ADL-afhankelijkheid leiden. Het BMA concludeert dat behandeling in Nigeria aanwezig is. Uit brondocumenten volgt dat de voor eiser noodzakelijke medicatie aanwezig is in onder meer het Lagos University Teaching Hospital. Op basis van dit medisch advies heeft de staatssecretaris eisers aanvraag afgewezen en zijn bezwaar daartegen in het besluit van 3 augustus 2021 ongegrond verklaard. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft dat besluit op bezwaar vernietigd in de uitspraak van 8 april 2022 op het beroep van eiser. [1] De rechtbank oordeelt in die uitspraak - voor zover van belang - dat eiser concrete aanknopingspunten heeft aangedragen voor twijfel aan het medisch advies van 2 februari 2021 als het gaat om de beschikbaarheid van de noodzakelijke behandeling in Nigeria. Uit de door eiser overgelegde verklaring van het Lagos University Teaching Hospital volgt dat de voor eiser noodzakelijke medicatie in Nigeria zeer moeilijk te verkrijgen is en de aanwezigheid ervan onderbroken kan worden voor langer dan vier weken.
4.1.
Op 4 september 2022 concludeert het BMA in een nieuw medisch advies (opnieuw) dat behandeling in Nigeria aanwezig is. Uit brondocumenten volgt dat de voor eiser noodzakelijke medicatie aanwezig is in de National Hospital Pharmacy in Abuja. De staatssecretaris stelt in het bestreden besluit dat eiser niet heeft aangetoond dat het medisch advies niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Uit de door eiser overgelegde verklaring van het Lagos University Teaching Hospital volgt niet dat de voor hem noodzakelijke medicatie onvoldoende beschikbaar is in Nigeria. Bovendien is die verklaring niet afkomstig van de in het medisch advies genoemde National Hospital Pharmacy in Abuja. Verder stelt de staatssecretaris dat uit de door eiser overgelegde stukken niet blijkt dat de noodzakelijke behandeling in Nigeria voor hem financieel niet toegankelijk zal zijn.
5. Eiser voert aan dat uit de verklaringen van het Lagos University Teaching Hospital volgt dat de medicatie die eiser gebruikt soms langere tijd – twee a drie maanden - niet aanwezig is. Op het punt van de beschikbaarheid van de medische behandeling kan het medisch advies daarom niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt eisers betoog gelet op het volgende.
5.1.
Als het medisch advies van het BMA - dat geldt als een deskundigenadvies - zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is en de conclusies daarop aansluiten, dan mag de staatssecretaris daar bij de beoordeling van een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 van uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. Het is aan de vreemdeling om concrete aanknopingspunten naar voren te brengen voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het medisch advies. [2]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat nog dezelfde concrete aanknopingspunten voor twijfel aan het medisch advies van 4 september 2022 bestaan als die bestonden ten aanzien van het eerste medisch advies en waarover deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 8 april 2022 heeft geoordeeld. De conclusie van het BMA in het nieuwe medisch advies dat de voor eiser noodzakelijke medicatie beschikbaar is in de National Hospital Pharmacy in Abuja, maakt niet - anders dan de staatssecretaris stelt - dat aan de verklaringen van het Lagos University Teaching Hospital geen waarde meer kan worden gehecht. [3] Uit die verklaringen in samenhang bezien volgt dat de voor eiser noodzakelijke medicatie soms voor langere tijd niet beschikbaar is. Uit de verklaring van 1 mei 2023 volgt concreet dat Enalapril en Atorvastatine soms twee tot drie maanden niet op voorraad zijn. Verder volgt uit deze verklaring dat dit niet alleen voor Lagos geldt, maar ook voor Abuja:
‘(…) and again if the drug(s) is not available in Lagos it will not be available in Abuja because Lagos and Abuja Teaching Hospitals works hand in hand’. Het valt niet in te zien dat - zoals de staatssecretaris betoogt - het Lagos University Teaching Hospital niet in een breder verband kan verklaren over de beschikbaarheid van medicatie in Nigeria. Bovendien gaat het om een verklaring van het ziekenhuis dat het BMA in het eerste medisch advies als leidend voor het advies heeft beschouwd: in het medisch advies van 2 februari 2021 heeft het BMA verwezen naar brondocumenten waarin expliciet het Lagos University Teaching Hospital is genoemd. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd dat niet van de verklaringen van dit ziekenhuis kan worden uitgegaan. De rechtbank acht daarbij van belang dat de staatssecretaris geen aanvullende vragen heeft gesteld aan het BMA over de beschikbaarheid van medicatie, terwijl daar, gelet op de overgelegde verklaringen van het Lagos University Teaching Hospital, wel aanleiding toe bestond. Mede gelet op het beleid van de staatssecretaris waaruit volgt dat de staatssecretaris concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst beschikbaar is als uit het BMA-advies blijkt dat in dat land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren, had de staatssecretaris in wat eiser heeft aangevoerd een concreet aanknopingspunt moeten zien om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van het medisch advies van het BMA. [4] De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft het medisch advies van het BMA van 4 september 2022 ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Omdat de vraag naar de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke behandeling eerst aan de orde komt als die noodzakelijke behandeling beschikbaar is, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus) omdat dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
6.1.
De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. [5] De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor acht weken.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,00 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die kunnen worden vergoed.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 17 maart 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummer AWB 21/4709, ECLI:NL:RBNNE:2022:1135
2.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2709
3.het gaat om de ongedateerde verklaring die door eiser is overgelegd op 16 februari 2022, de ongedateerde verklaring die is overgelegd op 4 oktober 2022 en de verklaring van 1 mei 2023
4.paragraaf A3/ 7.1.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000
5.artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht