ECLI:NL:RBDHA:2023:11419
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van een verblijfsvergunning voor een familie- of gezinslid in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2023, zaaknummer 23/389, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn verblijfsvergunning als familie- of gezinslid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordigers, had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die was afgewezen omdat de referent, zijn vader, geen rechtmatig verblijf had in Nederland. Na een aantal besluiten en intrekkingen heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 januari 2023 het bezwaar van eiser gegrond verklaard en hem een verblijfsvergunning toegekend met ingangsdatum 24 oktober 2022.
Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum en stelt dat hij al eerder recht had op de vergunning, met als beoogde datum zijn geboortedatum op 4 januari 2018. De rechtbank oordeelt dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning pas kan worden vastgesteld op het moment dat aan de voorwaarden voor het verblijfsrecht is voldaan, wat volgens de rechtbank pas op 24 oktober 2022 het geval was. Eiser heeft geen juridische onderbouwing gegeven voor zijn verzoek om de geboortedatum als ingangsdatum te hanteren.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten in bezwaar, omdat het bezwaar niet gegrond is verklaard wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.