ECLI:NL:RBDHA:2023:11434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 21/730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor tandartskosten na ongeval

Op 30 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor tandartskosten, welke was afgewezen door verweerder. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 29 oktober 2021 ongegrond verklaard. Eiser had aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat hem bijzondere bijstand zou worden toegekend, met name omdat hij tijdens het eten zijn kies had gebroken.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De nota's voor tandartskosten van 2012 tot en met 2020 waren ouder dan drie maanden op het moment van indiening van de aanvraag, wat in strijd was met de Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Zoetermeer 2016. Daarnaast was de nota van 3 mei 2021 niet in aanmerking gekomen voor bijstand, omdat eiser niet aanvullend verzekerd was voor tandartskosten en de kosten volledig vergoed zouden worden door de referentiepolis.

De rechtbank concludeerde dat het feit dat eiser niet had gerekend op deze kosten, geen invloed had op de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7130
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: C.P.W. Pijnen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 29 oktober 2021 op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder is telefonisch ter zitting verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.

Inleiding

Bij besluit van 27 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor tandartskosten afgewezen.
Bij besluit van 29 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser voor de nota’s van 2012 tot en met 2020 geen bijzondere bijstand toekomt, omdat deze ouder zijn dan drie maanden bij indiening van de aanvraag. De nota van 3 mei 2021 komt ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, omdat eiser geen aanvullende verzekering voor tandartskosten heeft en op grond van gemeentelijk beleid beperkt de bijstandsverlening zich dan tot de kosten die niet vanuit de referentiepolis zouden worden vergoed.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat bijzondere bijstand voor de tandartskosten aan hem wordt toegekend. Eiser stelt dat sprake is van een ongeluk, omdat hij tijdens het eten zijn kies brak. Vervolgens moest de helft van zijn kies eraf. Hij had er niet op gerekend dat hij die tandartskosten zou maken, omdat hij een redelijk gebit heeft.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten om eisers aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandartskosten af te wijzen. Verweerder hanteert op het gebied van bijzondere bijstand een gunstiger beleid dan wettelijk is voorgeschreven. Dit wordt buitenwettelijk begunstigend beleid genoemd. Dat betekent dat de rechter uitsluitend beoordeeld of verweerder dit beleid consistent heeft toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
2. De nota’s van 2012 tot en met 2020 zijn bij het indienen van de aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten ouder dan drie maanden. Dat betekent dat artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet Zoetermeer 2016 (de Beleidsregels) aan toewijzing van de aanvraag in de weg staat.
3. Ten aanzien van de nota van 3 mei 2021 geldt dat de verzekering op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) een voorliggende voorziening is, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw. Eiser is niet aanvullend verzekerd voor tandartskosten. Op grond van artikel 10, vierde lid, van de Beleidsregels beperkt de bijstandsverlening zich dan tot de kosten die niet vanuit de referentiepolis zouden worden vergoed. Omdat de referentiepolis de kosten van de nota voor 100% zou vergoeden, is geen sprake van meerkosten zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de beleidsregels.
4. Dat het afbreken van zijn kies een ongeluk was en eiser er niet op had gerekend dat hij deze tandartskosten moest gaan maken, maakt dit niet anders. Daar had hij zich immers aanvullend voor kunnen verzekeren.

Conclusie en gevolgen

2. Het beroep is ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023 door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Z. Meijer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.