Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2023 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
[naam 3].
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst, die als verweerder optreedt. Het geschil betreft de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser is opgelegd ter hoogte van € 6.033. De naheffingsaanslag is gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar van 19 mei 2022, waarna eiser beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 15 mei 2023 is de gemachtigde van eiser verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door drie gemachtigden.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken. Eiser heeft op zijn aangifte van 27 augustus 2021 een bedrag van € 4.631 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Ford Mustang Fastback 5.0 GT. De rechtbank heeft overwogen of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of er rekening gehouden moet worden met waardevermindering van de auto door schade en afwijkende specificaties. Eiser heeft gesteld dat er een bedrag van € 9.879 aan schade in mindering moet worden gebracht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de bewijslast voor de waardevermindering bij eiser ligt en dat hij niet heeft aangetoond dat de naheffingsaanslag onterecht is. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat de historische nieuwprijs van de auto op een andere manier moet worden vastgesteld, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.