Overwegingen
1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van het vereiste spoedeisend belang. Hij overweegt daartoe het volgende.
4. In het primaire besluit heeft verweerder verzoekers opgedragen om met betrekking tot het perceel [adres] [nummer] in [plaats 1] met de kadastrale aanduiding [plaats 2] [X] [kadastraal nummer], binnen vierentwintig weken na dagtekening van de beschikking om:
- last 1: met uitzondering van:
a.) de stal (zie bijlage I, afbeelding I) en
b.) de (betonnen) verharding aan de kopse kanten/voor- en achterkant van de
stal,
alle bouwwerken (inclusief het stalen spant, opgeslagen goederen, gestalde voertuigen, aangelegde verharding, aangeplante beplanting te verwijderen en verwijderd te houden en het grasland te herstellen;
- last 2: het gebruik van de stal ten behoeve van hobbymatige activiteiten bestaande uit het plegen van onderhoud aan onder meer oude tractors en agrarische apparaten, het opslaan van materialen en materieel en het stallen van voertuigen te beëindigen en beëindigd te houden en in samenhang daarmee alle opgeslagen materialen, materieel, gestalde voertuigen, het toilet en de inrichting van de kantine/schaftplek (keukenblok, koelkast, tafel, stoelen etc.) uit de stal te verwijderen en verwijderd te houden.
Aan deze lasten is een begunstigingstermijn verbonden van vierentwintig weken na 1 december 2022. Als na die termijn niet aan de beide lasten is voldaan, verbeuren verzoekers van rechtswege een dwangsom:
- voor last 1 van € 5.000,- voor iedere week of gedeelte van de week zolang zij in gebreke blijven aan de last te voldoen. Geen dwangsom zal meer worden verbeurd boven de
€ 20.000,-;
- voor last 2 van € 2.000,- voor iedere week of gedeelte van de week zolang verzoekers in gebreke blijven aan de last te voldoen. Geen dwangsom zal meer worden verbeurd boven de € 8.000,-.
5. De door het college gegeven begunstigingstermijn om de overtredingen ongedaan te maken liep tot 18 mei 2023.
6. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend (ruim) na 18 mei 2023. Dit betekent dat de begunstigingstermijn op het moment van indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening al was verstreken.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit laatste met zich dat geen sprake is van een spoedeisend belang, aangezien het verlopen van de begunstigingstermijn zonder dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt en de situatie in overeenstemming is gebracht met de wettelijke voorschriften. betekent dat de opgelegde dwangsommen tot het maximale bedrag van rechtswege zijn verbeurd. Het feit dat het hier niet gaat om dwangsommen ineens, maakt dit niet anders. De maximale dwangsommen van € 20.000,-- en
€ 8.000,-- zijn immers al op 18 mei 2023 “volgelopen” en daarmee zijn de maximale bedragen al van rechtswege verbeurd.
8. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel tevens dat verzoekers al veel eerder een verzoek om voorlopige voorziening hadden kunnen indienen, maar dit (kennelijk) om hen moverende redenen hebben nagelaten.
9. Tot slot weegt de voorzieningenrechter mee dat het verbeuren van dwangsommen weliswaar een betalingsverplichting met zich brengt, maar dat verzoekers blijkens het dossier nog geen invorderingsbeschikking hebben ontvangen.
10 De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.