ECLI:NL:RBDHA:2023:11465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 23/4420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake dwangsommen opgelegd voor strijdige situatie op perceel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door ing. J.L. van Brecht, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, dat hen op 1 december 2022 twee lasten onder dwangsom had opgelegd met betrekking tot een strijdige situatie op hun perceel. De opgelegde dwangsommen bedroegen maximaal € 20.000 en € 8.000, met een begunstigingstermijn tot 18 mei 2023. Verzoekers hebben na het verstrijken van deze termijn, op 26 juni 2023, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de begunstigingstermijn al was verstreken en de dwangsommen van rechtswege verbeurd waren. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekers eerder een verzoek hadden kunnen indienen, maar dit niet hadden gedaan. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4420

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2], uit [woonplaats], verzoekers

(gemachtigde: ing. J.L. van Brecht),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, het college
(gemachtigde: A.E. Bijstra).

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder met betrekking tot de strijdige situatie op het perceel [adres] [nummer] te [plaats 1] aan verzoekers twee lasten onder dwangsom opgelegd. De dwangsommen bedragen maximaal € 20.000,-- en € 8.000,--. Daaraan is een begunstigingstermijn verbonden van 24 weken na de dagtekening van het dwangsombesluit, derhalve tot 18 mei 2023.
Verzoekers hebben op tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij brief van 20 juni 2023 heeft verweerder aan verzoekers medegedeeld dat de begunstigingstermijn is verstreken, dat geconstateerd is dat de overtredingen niet ongedaan zijn gemaakt en dat de dwangsommen van rechtswege verbeurd zijn.
Op 26 juni 2023 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 28 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaard. Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld (SGR 23/4563). Het verzoek om voorlopige voorziening wordt thans geacht tegen het besluit van 28 juni 2023 te zijn gericht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak geen sprake is van het vereiste spoedeisend belang. Hij overweegt daartoe het volgende.
4. In het primaire besluit heeft verweerder verzoekers opgedragen om met betrekking tot het perceel [adres] [nummer] in [plaats 1] met de kadastrale aanduiding [plaats 2] [X] [kadastraal nummer], binnen vierentwintig weken na dagtekening van de beschikking om:
- last 1: met uitzondering van:
a.) de stal (zie bijlage I, afbeelding I) en
b.) de (betonnen) verharding aan de kopse kanten/voor- en achterkant van de
stal,
alle bouwwerken (inclusief het stalen spant, opgeslagen goederen, gestalde voertuigen, aangelegde verharding, aangeplante beplanting te verwijderen en verwijderd te houden en het grasland te herstellen;
- last 2: het gebruik van de stal ten behoeve van hobbymatige activiteiten bestaande uit het plegen van onderhoud aan onder meer oude tractors en agrarische apparaten, het opslaan van materialen en materieel en het stallen van voertuigen te beëindigen en beëindigd te houden en in samenhang daarmee alle opgeslagen materialen, materieel, gestalde voertuigen, het toilet en de inrichting van de kantine/schaftplek (keukenblok, koelkast, tafel, stoelen etc.) uit de stal te verwijderen en verwijderd te houden.
Aan deze lasten is een begunstigingstermijn verbonden van vierentwintig weken na 1 december 2022. Als na die termijn niet aan de beide lasten is voldaan, verbeuren verzoekers van rechtswege een dwangsom:
- voor last 1 van € 5.000,- voor iedere week of gedeelte van de week zolang zij in gebreke blijven aan de last te voldoen. Geen dwangsom zal meer worden verbeurd boven de
€ 20.000,-;
- voor last 2 van € 2.000,- voor iedere week of gedeelte van de week zolang verzoekers in gebreke blijven aan de last te voldoen. Geen dwangsom zal meer worden verbeurd boven de € 8.000,-.
5. De door het college gegeven begunstigingstermijn om de overtredingen ongedaan te maken liep tot 18 mei 2023.
6. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend (ruim) na 18 mei 2023. Dit betekent dat de begunstigingstermijn op het moment van indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening al was verstreken.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt dit laatste met zich dat geen sprake is van een spoedeisend belang, aangezien het verlopen van de begunstigingstermijn zonder dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt en de situatie in overeenstemming is gebracht met de wettelijke voorschriften. betekent dat de opgelegde dwangsommen tot het maximale bedrag van rechtswege zijn verbeurd. Het feit dat het hier niet gaat om dwangsommen ineens, maakt dit niet anders. De maximale dwangsommen van € 20.000,-- en
€ 8.000,-- zijn immers al op 18 mei 2023 “volgelopen” en daarmee zijn de maximale bedragen al van rechtswege verbeurd.
8. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel tevens dat verzoekers al veel eerder een verzoek om voorlopige voorziening hadden kunnen indienen, maar dit (kennelijk) om hen moverende redenen hebben nagelaten.
9. Tot slot weegt de voorzieningenrechter mee dat het verbeuren van dwangsommen weliswaar een betalingsverplichting met zich brengt, maar dat verzoekers blijkens het dossier nog geen invorderingsbeschikking hebben ontvangen.
10 De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.
De griffier is verhinderd om de uitspraak voorzieningenrechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.