Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar zoon, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is ingediend op 3 augustus 2022 en de staatssecretaris heeft de ontvangst op 19 augustus 2022 bevestigd. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende de staatssecretaris binnen 90 dagen een besluit te nemen, maar deze termijn is overschreden. Eiseres heeft de staatssecretaris op 22 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 20 juni 2023 het beroep ingesteld, dat tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. Eiseres verzoekt de rechtbank om de staatssecretaris op te dragen binnen acht weken een besluit bekend te maken en stelt dat er een dwangsom verschuldigd is vanwege het niet tijdig beslissen.
De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, in plaats van de gebruikelijke termijn van twee weken, omdat het hier gaat om een bijzonder geval van gezinshereniging. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris al € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het griffierecht worden vergoed.