ECLI:NL:RBDHA:2023:11762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 16/7525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen brief inzake re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres zonder vaste woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van 7 december 2015, waarin verweerder haar had meegedeeld dat haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 7 december 2015 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat er daarom geen bezwaar en beroep openstond tegen deze brief.

De eiseres was sinds 1 september 2008 in dienst bij de gemeente Westland en had zich op 25 maart 2013 (gedeeltelijk) ziekgemeld. Vanaf 12 december 2013 was zij volledig uitgevallen. De gemeente had haar eerder meegedeeld dat de loondoorbetaling voor 90% zou plaatsvinden, maar had deze op 6 februari 2015 gestaakt omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 7 december 2015 niet gericht was op rechtsgevolg, maar informatief van aard was. Hierdoor kon de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiseres bevestigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2013 in de zaak tussen

[eiseres], zonder vaste woon- of verblijfplaats, eiseres

(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 7 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op verzoek van partijen is de behandeling van het beroep langere tijd aangehouden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft haar beroepsgronden nader aangevuld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de beroepen met zaaknummers SGR 16/7520, SGR 16/7522 en SGR 16/7523, op de zitting van 25 april 2023 behandeld. Aanwezig waren: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 1] en namens verweerder mr. [naam 2], [naam 3] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Deze procedure gaat over het besluit van verweerder waarbij het bezwaar van eiseres tegen de brief van 7 december 2015 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de brief van 7 december 2015 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb [1] , zodat daartegen geen bezwaar en beroep openstaat.
1.1.
Eiseres is per 1 september 2008 in dienst getreden bij de gemeente Westland. Op 25 maart 2013 heeft zij zich (gedeeltelijk) ziekgemeld en vanaf 12 december 2013 is zij wegens ziekte volledig uitgevallen. Nadien heeft zij haar werkzaamheden bij de gemeente niet meer hervat.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2013 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat vanaf 1 november 2013 loondoorbetaling voor 90% plaatsvindt, omdat zij zes maanden of langer arbeidsongeschikt is.
1.3.
Bij besluit van 6 februari 2015 heeft verweerder de doorbetaling van het salaris gestaakt, omdat eiseres niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen.
1.4.
Eiseres en verweerder zijn sindsdien verwikkeld in verschillende procedures.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Bij brief van 7 december 2015 heeft verweerder eiseres meegedeeld in te stemmen met haar verzoek om nogmaals een nieuw tijdstip te bepalen voor een gesprek tussen eiseres en de directeur en de HRM-adviseur op een door eiseres aan te wijzen externe gesprekslocatie. Verder heeft verweerder onder verwijzing naar zijn eerdere brief van 13 november 2015 (lees: 11 november 2015) herhaald dat hervatting van de loondoorbetaling nog niet aan de orde is. Ook is eiseres erop gewezen dat zij een WIA-uitkering moet aanvragen en dat verweerder voornemens is eiseres ontslag te verlenen indien zij dat niet doet.
2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 7 december 2015 overeenkomstig het advies van 30 mei 2016 van de commissie [2] niet-ontvankelijk verklaard, voor zover daarin is uiteengezet dat de brief van 7 december 2015 aan eiseres geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de brief van 7 december 2015 niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar en beroep openstaat. Voor het overige heeft verweerder het advies van de commissie niet gevolgd.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat de brief van 7 december 2015 is geschreven met het kennelijke doel om haar te houden aan haar re-integratieverplichtingen. Daarmee is de brief op rechtsgevolg gericht en is de brief aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Deze procedure gaat uitsluitend over het besluit van verweerder waarbij het bezwaar van eiseres tegen de brief van 7 december 2015 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de brief van 7 december 2015 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak alleen de beroepsgronden die hierop zien.
4.1.
De rechtbank staat voor de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht. Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij de bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar dient te maken.
4.3.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de brief van 7 december 2015 niet is gericht op een rechtsgevolg. Het is een brief van informatieve aard, waarin wordt verwezen naar een eerdere brief van 11 november 2015, verzonden op 13 november 2015.
Hiertegen kan gelet op artikel 8:1 van de Awb dan ook geen beroep worden ingesteld, zodat tegen die brief evenmin bezwaar als bedoeld in artikel 7:1 van de Awb kan worden gemaakt.
4.4.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de brief van 7 december 2015 is geschreven met het doel om haar te houden aan haar re-integratieverplichtingen en om die reden op rechtsgevolg is gericht.
5. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Commissie Bezwaarschriften Westland.