ECLI:NL:RBDHA:2023:11771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
23/4707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake opschorting recht op bijstand

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, zonder bekende woon- of verblijfplaats, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn recht op bijstand, die per 27 juni 2023 was ingegaan op basis van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk. Het college had eerder een intrekking van het recht op bijstand van 17 april 2023 ingetrokken en verzoeker weer een uitkering toegekend per 8 februari 2023. Echter, verzoeker had niet tijdig de gevraagde gegevens en bewijsstukken ingeleverd, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstandsrecht.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college bevoegd was om het recht op bijstand op te schorten, aangezien verzoeker niet had voldaan aan de inlichtingen- en medewerkingsverplichting. Verzoeker had niet duidelijk gemaakt waar hij verbleef sinds zijn dakloosheid en had niet gereageerd op de uitnodiging voor een gesprek. De rechter concludeert dat er geen grond is om het bestreden besluit in bezwaar niet in stand te laten, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4707

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], zonder bekende woon- of verblijfplaats, verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, het college
(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de opschorting van diens recht op bijstand met ingang van 27 juni 2023 bij besluit van 13 juli 2023 (het bestreden besluit).
1.1 Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juli 2023 en een verzoek om een voorlopige voorziening bij de rechtbank ingediend.
1.2 De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van het college heeft hieraan deelgenomen. Verzoeker is niet verschenen.

Overwegingen

2. Het college heeft bij besluit van 16 juni 2023 een eerdere intrekking van het recht op bijstand van 17 april 2023 ingetrokken en beslist dat eiser per 8 februari 2023 weer een uitkering krijgt op grond van de Pw. Daarna heeft het college verzoeker bij brief van 19 juni 2023 gevraagd om vóór 27 juni 2023 de volgende gegevens en bewijsstukken in te leveren:
- rechtmatigheidsonderzoeksformulieren van maart tot en met juni 2023;
- een schriftelijke verklaring wanneer, bij wie en op welke adres verzoeker sinds 26 april 2023 woonachtig is (geweest), voorzien van verifieerbare bewijsstukken die zijn verklaring onderbouwen;
- de bankafschriften van alle op verzoekers naam staande bank-, spaar- en creditrekeningen in binnen- en buitenland vanaf 26 april 2023 tot heden.
2.1
Het college heeft verzoeker bij brief van 3 juli 2023 uitgenodigd voor een gesprek op 13 juli 2023 en hem gevraagd dan de nog ontbrekende gegevens en bewijsstukken persoonlijk in te leveren. Het betrof:
- de bankafschriften van alle op verzoekers naam staande bank-, spaar- en creditrekeningen in binnen- en buitenland vanaf 26 april 2023 tot heden;
- de afschriften van bunqrekening [bankrekening] dienden nogmaals aangeleverd te worden, waarbij alle bij- en afschrijvingen zichtbaar moesten zijn.
Om aan te tonen dat dit het geval is, kon verzoeker afschriften van de bunqrekening(en) aanleveren waarop "Totale in entrata" én "Totale in Uscita" zichtbaar waren. Ook moest duidelijk zijn welk post- c.q. woonadres bekend was bij de bank.
2.2
Omdat verzoeker volgens het college tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn verblijfplaats, heeft het college hem ook nog de volgende aanvullende informatie gevraagd:
- een verklaring van de eigenaar van de camper, waaruit blijkt dat én per wanneer verzoeker de camper mag gebruiken én met welke reden. Deze verklaring van de eigenaar moest verifieerbaar zijn;
- het kentekenbewijs van de camper;
- een overzicht vanaf 26 april 2023 tot en met 13 juli 2023, waarop per datum zichtbaar was op welk adres verzoeker met de camper heeft gestaan, of op welk adres verzoeker heeft overnacht (inclusief naam van de eigenaar en diens telefoonnummer);
- betaalbewijzen van camperplaatsen;
- foto's van verzoeker bij de camper op herkenbare plekken in [plaats];
- een overzicht van de plekken waar verzoeker de komende 7 dagen met de camper ging staan;
- verzoeker moest elke dag vóór 16.00 uur aan het college per mail doorgeven waar hij die avond verbleef met zijn camper.
2.3
Met het besluit van 13 juli 2023 heeft het college het recht op bijstand met ingang van 27 juni 2023 opgeschort en verzoeker in de gelegenheid gesteld om vóór 25 juli 2023 de in de brief van 3 juli 2023 gevraagde stukken en gegevens alsnog in te leveren. Met het besluit van 17 juli 2023 heeft het college de hersteltermijn verlengd tot 8 augustus 2023.
3. Verzoeker betwist thans dat het college in zijn geval bevoegd was om het recht op bijstand met ingang van 17 juni 2023 op te schorten. Verzoeker heeft hiertoe aangevoerd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de uitspraak van 14 juni 2023 [1] het besluit van 17 april 2023, waarbij verzoekers recht op bijstand met ingang van 8 februari 2023 was ingetrokken, heeft geschorst tot 6 weken nadat op zijn bezwaar zou zijn beslist. Omdat het college bij besluit van 26 juni 2023 zijn bezwaar tegen het besluit van 17 april 2023 niet-ontvankelijk heeft verklaard, loopt de schorsing van dat besluit door tot 8 augustus 2023 volgens verzoeker. Volgens verzoeker betekent dit het college hem tot in ieder geval die datum bijstand moet doorbetalen, zodat voor opschorting van de bijstand geen plaats is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter stelt vast dat door het intrekken van het besluit van 17 april 2023 het recht op bijstand van verzoeker herleeft. Het college heeft de uitkering weer betaalbaar gesteld en een periode nabetaald.
4.1
Met de herleving van het recht op bijstand herleven ook de daaraan verbonden verplichtingen, waaronder die van de inlichtingen- en medewerkingsverplichting, zoals bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid, van de Pw. Iemands woonplaats is een voor het recht op bijstand relevant gegeven. Verzoeker zegt sinds april 2023 dakloos te zijn nadat zijn huis in [plaats] is ontruimd. Waar hij sindsdien verblijft heeft verzoeker niet duidelijk gemaakt.
4.2
Het college was daarom bevoegd verzoeker daarover om opheldering te vragen. Het college is immers bevoegd om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening of de voortzetting van bijstand. Dat volgt uit artikel 53a van de Pw. Dit geldt te meer nu verzoeker niet meer in de gemeente [gemeenteplaats] staat ingeschreven en het college een melding had ontvangen van de betreffende woningbouwvereniging dat verzoeker uit zijn huis was gezet wegens wanbetaling.
4.3
Niet betwist is dat verzoeker de in de brief van 3 juli 2023 gevraagde documenten en gegevens niet tijdig (vóór 27 juni 2023) aan het college heeft overgelegd en dat hij ook niet op het gesprek van 13 juli 2023 is verschenen. Niet gebleken is dat het niet tijdig verstrekken van de documenten en gegevens verzoeker niet kan worden verweten.
Het college was daarom, gelet op artikel 54, eerste lid, Pw, bevoegd om het recht op bijstand met ingang van 27 juni 2023 op te schorten.
4.4
De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande geen grond dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.5
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat wat er ook zij van de behandeling ter zitting op 17 juli 2023 van een eerder verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, de uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 [2] behelst dat het intrekkingsbesluit van 17 april 2023 is geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar, hetgeen betekent dat het recht op bijstand als zodanig herleeft, wat evenwel niet betekent dat verzoekers uitkering onder alle omstandigheden – dus ook als verzoeker zich niet aan de aan het recht op bijstand verbonden verplichtingen houdt – wordt doorbetaald.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.