ECLI:NL:RBDHA:2023:11799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
AMS 22 / 8211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf met als doel verblijf als familie- of gezinslid; beoordeling van inburgeringsvereiste en motivering door verweerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 mei 2023, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit bezit, te verblijven. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op basis van het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef in stand.

De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 behandeld, waarbij beide partijen door hun gemachtigden waren vertegenwoordigd. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder analfabetisme en psychische problemen, aanleiding zouden moeten geven voor ontheffing van het inburgeringsvereiste. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking zou komen voor ontheffing. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de psychiater en het opleidingsinstituut niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling door verweerder.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit van 9 december 2022 en draagt verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laat. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/8211
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: A. Khottour),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. El Hajoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag namens eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van de procedure Toegang en Verblijf (TEV) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 op zitting behandeld. Partijen zijn door hun gemachtigden vertegenwoordigd.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning afgewezen, omdat zij niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en ook niet voor ontheffing van het inburgeringsvereiste in aanmerking komt. Verweerder beoordeelt of iemand ontheffing kan krijgen van het inburgeringsvereiste door naar vier aspecten te kijken, namelijk de persoonlijke situatie, de aangevoerde omstandigheden, de getoonde wil om voor het examen te slagen en de inspanning om zich voor te bereiden op en te slagen voor het examen. Verweerder is gelet op deze aspecten tot de conclusie gekomen dat eiseres niet van het inburgeringsvereiste ontheven moet worden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende feiten. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en beoogt verblijf bij haar echtgenoot, de heer [echtgenoot] (hierna: referent), die de Nederlandse nationaliteit bezit. Daarom heeft referent voor eiseres op 21 januari 2022 een aanvraag ingediend voor verlening van een mvv in het kader van de procedure TEV.
Heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de persoonlijke situatie en aangevoerde omstandigheden van eiseres geen aanleiding zijn voor ontheffing van het inburgeringsvereiste?
6.1.
Eiseres voert aan dat haar persoonlijke situatie zou moeten leiden tot een ontheffing van het inburgeringsvereiste. Eiseres voert aan dat zij analfabeet is, dat zij nooit naar school is gegaan en dat zij moeite heeft met het onthouden en reproduceren van kennis. Zij heeft hiertoe een verklaring van dokter [naam 1] overgelegd en een verklaring van [bedrijf] waarin onder meer staat dat zij moeite heeft met het onthouden en articuleren van woorden. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres verteld dat zij psychische problemen heeft door omstandigheden uit het verleden en dat die ertoe leiden dat zij moeite heeft met het onthouden en reproduceren van kennis. Ook heeft eiseres verklaard dat zij 46 jaar oud is, waardoor het voor haar moeilijk is om te leren.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen omstandigheden heeft aangevoerd waardoor zij ontheven zou moeten worden van het inburgeringsvereiste. Hiervoor neemt verweerder onder andere mee dat eiseres haar medische problemen niet heeft onderbouwd met een verklaring van een aangewezen arts door de Nederlandse Ambassade, zoals verweerder had verzocht. Daarnaast weegt verweerder mee dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres (ongeletterdheid en ongeschooldheid) niet maken dat zij geen examen kan doen of dat zij niet kan leren voor het examen. Ook zorgen de overige door eiseres aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals de leeftijd van referent en zijn eenzaamheid, er niet voor dat zij ontheven moet worden van het inburgeringsvereiste. Verder stelt verweerder dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij moeilijk kan leren. Verweerder heeft de verklaring van dokter [naam 1] , waarin staat dat zij depressieve en cognitieve problemen heeft, niet betrokken in zijn beoordeling. Dit standpunt heeft verweerder op zitting genuanceerd. Deze verklaring kan wel van belang zijn, alleen wordt er niet het gewicht aan toegekend dat eiseres daaraan zou willen verbinden.
6.3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank kan verweerder zonder nadere onderbouwing niet volgen in het standpunt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij moeilijk kan leren. De rechtbank kan wel volgen dat verweerder in haar beleid heeft staan dat een door de Nederlandse ambassade aangewezen arts onderzoek kan doen naar de medische situatie van een vreemdeling, maar dat belet niet, mede gelet op de vrije bewijsleer, dat verklaringen van andere artsen relevant kunnen zijn. Het is niet in geschil dat dokter [naam 1] psychiater is en evenmin is betwist dat hij onder meer gewerkt heeft in Spanje als hoofd van een psychiatrische kliniek. Zonder nadere onderbouwing kan de rechtbank dan ook niet volgen dat de diagnose van deze psychiater, te weten dat eiseres een cognitieve en gematigd depressieve stoornis heeft, niet als onderbouwing gezien kan worden voor het standpunt dat eiseres moeite heeft met leren en onthouden.
6.3.2
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij de verklaringen van [bedrijf] niet aannemelijk heeft geacht. Dit instituut geeft aan dat eiseres, in het kader van de voorbereiding op het inburgeringsexamen, 452 lesuren bij hen heeft gevolgd, waarvan 243 uren in het klaslokaal en 209 uren online. Verweerder heeft desgevraagd gemeld dat het instituut niet bekend staat als een organisatie waar eerder problemen mee zijn ondervonden. De rechtbank ziet daarom niet in waarom deze organisatie niet naar waarheid zou verklaren dat het hen is opgevallen dat eiseres moeite heeft met onthouden en articuleren van woorden. Daarnaast versterken de verklaringen van dokter [naam 1] en die van [bedrijf] elkaar.
Verder is niet betwist dat eiseres nooit naar school is geweest, zodat zij nooit langs die weg heeft kunnen leren om zich kennis eigen te maken en te reproduceren. Ook is niet in geschil dat eiseres analfabeet is. Daarnaast is eiseres inmiddels 46 jaar oud en is het een feit van algemene bekendheid dat het met het voortschrijden van de leeftijd sowieso lastiger wordt om zich een andere taal eigen te maken. Wanneer deze omstandigheden in onderlinge samenhang worden bezien, valt niet in te zien waarom eiseres volgens verweerder haar stelling dat zij moeite heeft met leren en onthouden onvoldoende heeft onderbouwd.
Heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de getoonde wil en inspanning om zich voor te bereiden op en te slagen voor het examen geen aanleiding zijn voor ontheffing van het inburgeringsvereiste?
7.1.
Eiseres voert aan dat zij wel voldoende inspanningen heeft verricht om zich voor te bereiden op en te slagen voor het inburgeringsexamen. Zij heeft namelijk (online) lessen gevolgd. Dit blijkt uit voormelde verklaring van [bedrijf] . Ook heeft zij in de hoorzitting naar voren gebracht dat zij, in verband met haar leerproblemen, eerst klassikaal les had en aansluitend privéles heeft gekregen van docente [naam 2] . Zij heeft gedurende langere tijd drie keer per week drie uur per dag les gehad en het kostte haar telkens een half uur om met de taxi naar de lessen te gaan en weer naar huis te gaan. Naast de lessen heeft zij gebruik gemaakt van oefeningen van
www.naarnederland.nlen YouTube. Ook heeft zij zich via de telefoon met referent voorbereid op de examens. Voor het vierde examen is referent naar Marokko overgekomen en heeft hij gedurende tien dagen iedere ochtend en middag intensief met eiseres het examen voorbereid. Al met al is eiseres twee jaar lang bezig geweest om woordjes te leren, aldus eiseres tijdens de hoorzitting.
7.2.
Verweerder stelt dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft verricht om zich voor te bereiden op en te slagen voor het examen. Aan de verklaring van [bedrijf] hecht verweerder niet veel waarde, aangezien deze informatie niet objectief verifieerbaar is en niet blijkt dat de cursus aansluit op de behoefte van eiseres. Ook de minimale scores bij het eerste examen en het gebrek aan progressie in de score voor de Spreekvaardigheid en Leesvaardigheid wijzen niet op een passende inspanning. Uit het feit dat eiseres examen doet zonder serieuze voorbereiding blijkt evenmin dat er een wil is om te slagen.
7.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat, als naar het samenspel van factoren gekeken wordt, verweerder niet zonder nadere motivering het standpunt heeft kunnen innemen dat er bij eiseres geen getoonde wil is om te slagen of dat eiseres zich onvoldoende heeft ingespannen om te slagen voor het inburgeringsexamen. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verweerder zonder nadere onderbouwing niet gevolgd kan worden dat de verklaringen van [bedrijf] niet aannemelijk geacht kunnen worden. Dat verweerder, zoals in het bestreden besluit is aangegeven, eiseres niet gelooft in de door haar gestelde inspanningen, omdat zij bijvoorbeeld weinig concreet heeft verklaard over hoe zij zich heeft voorbereid, kan zonder nadere motivering evenmin worden gevolgd. Uit het verslag van de hoorzitting volgt immers dat eiseres steeds antwoord heeft gegeven op de vragen en dat – voor zover verweerder dat antwoord onvoldoende vond – daar niet op is doorgevraagd. Ook blijkt uit het verhaal van eiseres dat zij gebruik heeft gemaakt van het lesaanbod dat specifiek is ontwikkeld voor mensen die analfabeet zijn.
7.3.2.
Verder kunnen de ogen niet gesloten worden voor het feit dat eiseres voor het onderdeel Kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) bij haar tweede poging wel is geslaagd. Mede gelet op de hierboven geconstateerde cognitieve problemen mag dat als een goede prestatie en daarmee onderbouwing van de inzet en bereidheid van eiseres om voor het inburgeringsexamen te slagen worden gezien. Dat, zoals verweerder stelt, hieruit volgt dat eiseres bij de juiste inspanning ook voor de onderdelen lees- en spreekvaardigheid kan slagen, onderkent onvoldoende dat de wijze van leren voor het onderdeel KNS wezenlijk verschilt van de onderdelen spreek- en leesvaardigheid. Ook wordt hiermee niet onderkend dat die laatste twee onderdelen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiseres, nu juist een niet te nemen hobbel lijken. Verweerder kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat bij een andere en meer intensieve voorbereiding eiseres hogere cijfers voor deze onderdelen zal moeten kunnen halen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor vier weken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 december 2022;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.