In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 mei 2023, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend met het doel om als familie- of gezinslid bij haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit bezit, te verblijven. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op basis van het niet voldoen aan het inburgeringsvereiste. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit bleef in stand.
De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 behandeld, waarbij beide partijen door hun gemachtigden waren vertegenwoordigd. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder analfabetisme en psychische problemen, aanleiding zouden moeten geven voor ontheffing van het inburgeringsvereiste. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking zou komen voor ontheffing. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de psychiater en het opleidingsinstituut niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling door verweerder.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit van 9 december 2022 en draagt verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laat. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.