ECLI:NL:RBDHA:2023:1186

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard; internationale bescherming Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Boone, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 13 december 2022, verklaarde de asielaanvraag van de eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft de zaak op 26 januari 2023 behandeld in Middelburg, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De rechtbank overweegt dat Duitsland de eiser internationale bescherming heeft verleend, en dat de klacht van de eiser over de beperkte duur van zijn asielvergunning in Duitsland niet in strijd is met internationale verdragen of Europese asielrichtlijnen. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de eiser dreigt te worden uitgezet naar Eritrea, en dat zijn status in Duitsland hem voldoende bescherming biedt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van de eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25583
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 13 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2023 op zitting te Breda behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Overwegingen

1. Vast staat dat Duitsland eiser internationale bescherming heeft verleend.
2. Eiser klaagt erover dat zijn asielvergunning in Duitsland steeds maar voor zes maanden wordt verlengd. Dat zou volgens eiser pas anders worden als hij met officiële, van de Eritrese overheid verkregen, documenten kan aantonen dat hij de Eritrese nationaliteit heeft. Ter beoordeling staat of het niet-verlenen van een asielvergunning voor onbepaalde tijd, dan wel het niet-verlengen van zijn vergunning met meer dan zes maanden door Duitsland, tot de slotsom leidt dat niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
3. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat het niet-verlenen van een asielvergunning voor langer dan zes maanden niet in strijd is met internationale verdragen, zoals het Folterverdrag [1] en het EVRM. [2] Evenmin is deze praktijk in strijd met de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft immers internationale bescherming gekregen in Duitsland en geenszins is gebleken dat eiser uitgezet dreigt te worden naar zijn land van herkomst, of dat verwijdering dreigt in strijd met het EVRM en het Folterverdrag. Eiser heeft onderdak gekregen in Duitsland en mocht daar werken. Zijn klacht dat hij weliswaar binnen Duitsland vrij mocht reizen, maar met zijn huidige status Duitsland niet mocht verlaten, is niet genoeg om tot de conclusie te komen dat sprake is van een toestand van verregaande materiële deprivatie. [3]
4. Verder heeft eiser betoogd dat klagen in Duitsland tot niets heeft geleid. Maar eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij alle middelen heeft aangewend om zijn probleem in Duitsland aan de kaak te stellen. Dus ook die beroepsgrond kan geen doel treffen.
5. De slotsom is dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Als bedoeld in het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:219).