In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Boone, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 13 december 2022, verklaarde de asielaanvraag van de eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft de zaak op 26 januari 2023 behandeld in Middelburg, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De rechtbank overweegt dat Duitsland de eiser internationale bescherming heeft verleend, en dat de klacht van de eiser over de beperkte duur van zijn asielvergunning in Duitsland niet in strijd is met internationale verdragen of Europese asielrichtlijnen. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de eiser dreigt te worden uitgezet naar Eritrea, en dat zijn status in Duitsland hem voldoende bescherming biedt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van de eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.