ECLI:NL:RBDHA:2023:11863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
23_3852
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor omzetting bedrijfswoning naar burgerwoning

In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023, in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, werd een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 17 april 2023 was verleend voor de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning aan [adres] [nummer 1] te [plaats]. Verzoeker stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de wijziging van de woning gevolgen zou hebben voor zijn bedrijfsactiviteiten en de bijbehorende geluidsoverlast. Hij betoogde dat de belangen van uitzicht, geluid en privacy bij een burgerwoning zwaarder wegen dan bij een bedrijfswoning.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van onverwijlde spoed. Het gebouw was reeds gerealiseerd en werd al jaren bewoond door de vergunninghouder, die geen binding had met de activiteiten van verzoeker. De rechter concludeerde dat de bouwkundige aanpassingen niet onomkeerbaar waren en dat het college van burgemeester en wethouders eind augustus 2023 een beslissing op het bezwaar zou nemen. Gezien deze omstandigheden was er geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening te honoreren. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3852

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. G.A. Verhoeven),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigden: D. van de Graaf en I. Delsing).

Procesverloop

In het besluit van 17 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [naam] een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning aan [adres] [nummer 1] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit zich voordoen alvorens in de hoofdzaak is beslist of dat besluit in stand kan blijven. De voorzieningenrechter kan daarbij de verwachtingen inzake de uitkomst van de hoofdzaak alsmede het gewicht van de betrokken belangen betrekken. Voorop staat echter dat een spoedeisend belang vereist dat onverwijld een voorziening wordt getroffen. Is dat spoedeisend belang er niet, dan mag van de verzoeker worden verlangd dat hij de bezwaarprocedure afwacht.
4. De in geding zijnde omgevingsvergunning ziet op de omzetting van de woning aan de [adres] [nummer 1] van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Verzoeker woont naast het perceel van vergunninghouder. Verzoeker geeft aan dat hij op een andere locatie een BOVAG-garage heeft, maar op zijn perceel aan de [adres] [nummer 2] auto’s en opleggers heeft staan. Verder verhuurt hij op zijn perceel bedrijfsruimtes aan onder meer ondernemingen, waaronder een timmerwerkbedrijf. De huurders van verzoeker parkeren hun voertuigen, zoals vrachtwagens en grote containers voor bouw- en sloopafval. Volgens verzoeker vinden op zijn perceel activiteiten plaats met de nodige geluidsoverlast. Verzoeker stelt als spoedeisend belang dat voor een bedrijfswoning waarden zoals uitzicht, geluid en privacy van minder groot belang zijn dan bij een burgerwoning. Bij een burgerwoning staat het wonen en het woongenot voorop. De inwerkingtreding van het bestreden besluit kan ertoe leiden dat verzoeker wordt verplicht om bij het gebruik van zijn perceel milieubeschermende maatregelen en beperkingen in acht te nemen ter bescherming van de woning van de vergunninghouder. Verzoeker zal dan beperkende maatregelen moeten opleggen aan zijn huurders, stelt hij.
5. Op grond van de door verweerder in het verweerschrift van 20 juni 2023 verstrekte informatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het betrokken gebouw is namelijk reeds gerealiseerd en wordt al jaren bewoond door vergunninghouder, terwijl deze nooit enige binding heeft gehad met de (bedrijfs-)activiteiten die op het perceel van verzoeker worden uitgevoerd. Verder zullen de bouwkundige aanpassingen aan de woning niet onomkeerbaar zijn. Het college verwacht bovendien eind augustus 2023 een beslissing op het bezwaar te nemen. Onder deze omstandigheden is geen sprake van een situatie waarin de behandeling van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.
De griffier is verhinderd om de uitspraak voorzieningenrechter
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.