Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaken tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
de staatssecretaris van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
cabin crew’op de Gulfstream IV. Ook tijdens deze werkzaamheden was voortdurend sprake van een functionele hiërarchische gezagsverhouding. Eiser heeft deze relatie niet tijdig gemeld bij zijn leidinggevende. Ook heeft eiser ontkend een relatie met zijn collega te hebben toen de commandant Vliegbasis Eindhoven hierover vragen stelde naar aanleiding van een melding. Verder heeft eiser geen openheid van zaken gegeven over de aard van deze relatie aan de commandant MMU toen hij hem vroeg of hij er geen problemen mee had om de rol van voorzitter van de sollicitatiecommissie te vervullen, omdat bekend was dat eiser een (vriendschappelijke) relatie had met zijn collega, die een mogelijke kandidaat was voor de functie.
cabin-attendant’. In die hoedanigheid zijn zij incidenteel op dezelfde vlucht ingezet. Wanneer hij niet als gezagvoerder, maar als copiloot fungeerde, stond hij niet tot de ‘
cabin-attendant’ in een gezagsverhouding. Verder was er geen sprake van en relatie op de werkvloer in enge zin. Binnen de MMU werkte zij binnen verschillende afdelingen. Daarnaast heeft eiser betwist dat hij niet de waarheid heeft verteld tegen de commandant MMU toen eiser voorzitter was van de sollicitatiecommissie waarbij zijn collega kandidaat was voor de functie. Eiser heeft verklaard dat hij niet meer dan één keer over het bestaan van die relatie heeft gelogen.
Staneval cabin attendant’, waarbij zij op termijn is bevorderd van sergeant-majoor naar adjudant-onderofficier. Eiser en zijn collega hebben tijdens de MIT-fase van oktober 2018 tot en met juli 2019 nauw samengewerkt in een klein team. Verweerder heeft terecht aangenomen dat binnen dat kleine team sprake was van samenwerking op de werkvloer in enge zin en van een functionele gezagsverhouding tussen eiser als projectleider (met de rang van luitenant-kolonel) en zijn collega (met de rang van sergeant-majoor en later de rang van adjudant-onderofficier). Na de oprichting van de MMU is de organisatie weliswaar groter geworden (er werkte uiteindelijk 400 medewerkers) en waren eiser en zijn collega geplaatst binnen verschillende afdelingen, maar de rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat geen sprake (meer) was een relatie op de werkvloer in enge zin. Niet valt in te zien waarom de MMU niet gelijk kan worden gesteld aan een schip, een compagnie, het squadron, een afdeling of een directie. Uit de schriftelijke verklaring van de commandant van de MMU d.d. 18 januari 2023 en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank verder af dat de air crew, waaronder de ‘
cabin-attendants’, werden aangestuurd door eiser in zijn rol van Chief Pilot. Eiser heeft ook een aantal keren als gezagvoerder op de Airbus gevlogen samen met zijn collega in de rol van ‘
cabin-attendant’. Ook in deze fase was er derhalve sprake van een relatie op de werkvloer in enge zin en van een functionele gezagsverhouding.
pilot in command’ en zijn collega als ‘
cabin-attendant’. Voor zover al kan worden gezegd dat op de momenten waarop eiser niet als gezagvoerder maar als copiloot op de Gulfstream werkte geen sprake was van formele gezagsverhouding, was er in ieder geval wel steeds sprake van een relatie op de werkvloer in enge zin.
host-nation’ wordt verwacht dat zij het juiste voorbeeld geven en zich onthouden van dergelijk gedrag. Dat geldt zeker voor hogergeplaatste (leidinggevende) functionarissen, zoals eiser. Vanwege deze vertrouwenskwestie is de arbeidsverhouding verstoord geraakt. Dit standpunt vindt de rechtbank voldoende onderbouwd en gemotiveerd.
Gegevens over gedragingen of omstandigheden van een militair kunnen schriftelijk worden vastgelegd in een ambtsbericht. [5] De rechtbank moet beoordelen of de in het ambtsbericht neergelegde bevindingen feitelijk correct zijn en een juist beeld geven van de daarin beschreven situatie. [6]
Beslissing
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
mr.J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023.