ECLI:NL:RBDHA:2023:11892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
22_8156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor woninguitbreiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend voor het vergroten van een woning door het realiseren van een extra bouwlaag. De verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat de werkzaamheden al in de afrondende fase waren en de extra bouwlaag reeds was geplaatst. De bezwaren van de verzoeker richtten zich met name op de aanstaande ingebruikneming van het omliggende erf, de realisering van parkeerplaatsen en het maken van een inrit en uitrit.

De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van de ingediende stukken en de informatie van verweerder, er geen spoedeisend belang aanwezig was. De werkzaamheden waren al vergevorderd en de extra bouwlaag was al gerealiseerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat er geen onverwijlde spoed was die een dergelijke maatregel vereiste. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat de verzoeker de uitspraak in de bodemprocedure moest afwachten.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, in aanwezigheid van griffier A. Jansen, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8156

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. W.J. Brakenhoff),
en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. S.D. van Reenen).

Procesverloop

In het besluit van 17 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam] een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van een woning door het realiseren van een extra bouwlaag op het perceel [adres] [nummer] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 20 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld (SGR 22/5332). Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Gelet daarop is een voorlopige voorziening in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit zich voordoen alvorens in de hoofdzaak is beslist of dat besluit in stand kan blijven. De voorzieningenrechter kan daarbij de verwachtingen inzake de uitkomst van de hoofdzaak alsmede het gewicht van de betrokken belangen betrekken. Voorop staat echter dat een spoedeisend belang vereist dat onverwijld een voorziening wordt getroffen. Is dat spoedeisend belang er niet, dan mag van de verzoeker worden verlangd dat hij de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure afwacht.
4. De omgevingsvergunning die bij het bestreden besluit is gehandhaafd ziet op het vergroten van de woning op het perceel [adres] [nummer] te [plaats] door het realiseren van een extra bouwlaag. Op basis van de door verweerder in een brief van 22 december 2022 aangegeven informatie, waarvan de inhoud niet door verzoeker is betwist, overweegt de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een spoedeisend belang aan de kant van verzoeker omdat de werkzaamheden zich in de afrondende fase bevinden. De extra bouwlaag is reeds geplaatst. Uit het verzoekschrift blijkt dat de bezwaren van verzoeker met name zien op de aanstaande ingebruikneming van het omliggende erf, de realisering van parkeerplaatsen en het maken van een inrit en uitweg. Hiervoor heeft verweerder een afzonderlijke omgevingsvergunning verleend (zie uitspraak van heden in de zaak met procedurenummer SGR 22/8157). Van enig spoedeisendheid belang bij het treffen van een voorlopige voorziening inzake de verleende omgevingsvergunning voor het vergroten van de woning is niet gebleken.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.