ECLI:NL:RBDHA:2023:11893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
23_2655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor legalisering bouwkundige splitsing woning met bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om een omgevingsvergunning te verlenen voor de legalisering van een bouwkundige splitsing van zijn woning met bedrijfsruimte. Het besluit tot weigering was genomen op 4 juli 2022, en het bezwaar van verzoeker werd op 27 februari 2023 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij voerde aan dat hij al twee jaar zijn huis probeert te verkopen, maar dat de bureaucratische werkwijze van de gemeente Den Haag hem hierin belemmert. Verzoeker is 71 jaar oud en vreest dat de waarde van zijn woning verder zal dalen door de langdurige leegstand. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een oordeel te vellen over de noodzaak van een bodemrapport en dampwerende folie, en om verweerder te gelasten een wijzigingsbesluit of tijdelijke vergunning te verlenen.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat de bouwkundige splitsing al was gerealiseerd en de gevraagde omgevingsvergunning enkel betrekking had op de legalisering daarvan. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker in redelijkheid kon worden verwacht de bodemprocedure af te wachten, en dat de aangevoerde financiële en persoonlijke belangen niet tot een ander oordeel konden leiden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2655

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: E. Veldman).

Procesverloop

In het besluit van 4 juli 2022 heeft verweerder aan verzoeker een omgevingsvergunning geweigerd voor de legalisering van de bouwkundige splitsing van de woning met bedrijfsruimte [adres] [nummers] te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker beroep ingesteld (SGR 23/2656). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de gedingstukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker voert als spoedeisend belang aan dat hij op dit moment al ruim twee jaar probeert zijn huis te verkopen, maar door de bureaucratische werkwijze van de gemeente Den Haag is er tot op heden geen zicht op een oplossing. Dit terwijl hij alles gedaan heeft om de vergunning te verkrijgen. Hij was bereid om vanuit [provincie] naar [plaats] te komen om de benodigdheden voor de vergunningaanvraag af te stemmen, maar dat was niet mogelijk. Hij heeft deskundige bureaus ingeschakeld, maar dit heeft niet mogen leiden tot het gewenste resultaat. Verzoeker is nu 71 jaar oud en wil zich richten op andere zaken. Bovendien is het in deze tijden van woningnood onwenselijk dat deze woning al 2 jaar leeg staat. Door het bureaucratische proces van verweerder leidt verzoeker schade vanwege de daling van de waarde van de woning. Als hij een nieuwe aanvraag indient, zal dat wederom lang duren en zal hij bovendien naar verwachting meer dan € 10.000,- kwijt zijn aan (bodem) onderzoeken en maatregelen. Om de schade te beperken, hoopt verzoeker via voorliggend verzoek op een snelle oplossing. Verzoeker verzoekt om een (voorlopig) rechtmatigheidsoordeel te vellen over de noodzaak van een bodemrapport en een dampwerende folie en verweerder te gebieden een wijzigingsbesluit of een tijdelijke vergunning te verlenen.
4. Uit artikel 8:81 van de Awb vloeit voort dat de voorzieningenrechter pas een voorlopige voorziening kan treffen indien in redelijkheid niet van verzoeker kan worden verwacht dat de uitspraak op het beroep wordt afgewacht. Hiervan zal in het algemeen sprake zijn als er voor de verzoeker een onomkeerbare situatie dreigt te ontstaat. Voor de vraag of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden gekeken naar actuele feiten en omstandigheden.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoek om voorlopige voorziening samenhangt met het bij de rechtbank aanhangige beroep tegen de weigering om omgevingsvergunning voor de legalisering van de bouwkundige splitsing van de woning met bedrijfsruimte [adres] [nummer 1] en [nummer 2] te Den Haag. Van een spoedeisend belang gelegen in de omstandigheid dat uitvoering van verweerders besluit onomkeerbare gevolgen heeft voor verzoeker is geen sprake. Gelet op het feit dat de litigieuze bouwkundige splitsing van de woning al is gerealiseerd (de gevraagde omgevingsvergunning ziet op de legalisering van het bouwplan), ziet de voorzieningenrechter niet in welk spoedeisend belang verzoeker heeft en waarom niet van verzoeker in redelijkheid kan worden verwacht dat hij de bodemprocedure bij de rechtbank afwacht.
6. De door verzoekers aangevoerde financiële en persoonlijke belangen kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Mocht in de hoofdzaak blijken dat de geweigerde omgevingsvergunning niet in stand kan worden gelaten, dan kan verzoeker een verzoek om schadevergoeding in dienen.
7. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan een (voorlopig) rechtmatigheidsoordeel over de noodzaak van een bodemonderzoek en dampwerende folie. Evenmin is er aanleiding om verweerder te gelasten een wijzigingsbesluit of een tijdelijke vergunning te verlenen. Dat kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties. Daarvan is in dit geval geen sprake.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te voorzieningenrechter
ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.