ECLI:NL:RBDHA:2023:11893
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor legalisering bouwkundige splitsing woning met bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag om een omgevingsvergunning te verlenen voor de legalisering van een bouwkundige splitsing van zijn woning met bedrijfsruimte. Het besluit tot weigering was genomen op 4 juli 2022, en het bezwaar van verzoeker werd op 27 februari 2023 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij voerde aan dat hij al twee jaar zijn huis probeert te verkopen, maar dat de bureaucratische werkwijze van de gemeente Den Haag hem hierin belemmert. Verzoeker is 71 jaar oud en vreest dat de waarde van zijn woning verder zal dalen door de langdurige leegstand. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een oordeel te vellen over de noodzaak van een bodemrapport en dampwerende folie, en om verweerder te gelasten een wijzigingsbesluit of tijdelijke vergunning te verlenen.
De voorzieningenrechter overwoog dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat de bouwkundige splitsing al was gerealiseerd en de gevraagde omgevingsvergunning enkel betrekking had op de legalisering daarvan. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker in redelijkheid kon worden verwacht de bodemprocedure af te wachten, en dat de aangevoerde financiële en persoonlijke belangen niet tot een ander oordeel konden leiden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.