ECLI:NL:RBDHA:2023:11905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.8000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvragen voor verblijfsdoel familie en gezin van Afghaanse nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers, van Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De aanvragen werden door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 2 maart 2022, en het bezwaar hiertegen werd op 17 februari 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 juli 2023 behandeld in Breda, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eisers, wat vereist is voor de bescherming van het gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan die van eisers. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8000

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 4], [naam 2] en [naam 3], eisers

V-nummers: [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3],
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een mvv [1] met het verblijfsdoel ‘familie en gezin’.
2. Verweerder heeft deze aanvragen met het besluit van 2 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eisers deelgenomen: de gemachtigde van eisers, [naam 4] (referent) en S.T. Shah als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

5. Eisers hebben de Afghaanse nationaliteit. [naam 4] is geboren op [geboortedatum 1] en is de moeder van [naam 2] (geboren op [geboortedatum 2]) en [naam 3] (geboren op [geboortedatum 3]). Referent (geboren op 1 juli 1987) is de zoon van Kotwala en de broer van [naam 2] en [naam 3].
6. Referent woont met zijn echtgenote en kinderen in Nederland en is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 15 oktober 2021 heeft hij aanvragen ingediend voor de afgifte van een mvv voor eisers voor het doel ‘verblijf bij familie of gezin’. Verweerder heeft die aanvragen met het besluit van 2 maart 2022 afgewezen omdat niet is gebleken dat er tussen referent en eisers sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid en dat er daarom ook geen sprake is van een familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. [2]
7. Het bezwaar van eisers hiertegen is met het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het primaire besluit van 2 maart 2022 is in stand gebleven, omdat het standpunt van verweerder niet is veranderd door het bezwaarschrift. Verweerder heeft het bestreden besluit nog wel voorzien van een belangenafweging. Geconcludeerd is dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het belang van referent en eisers. Verweerder vindt daarom de weigering van de afgifte van de mvv’s niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Op wat eisers in hun beroepsgronden hebben aangevoerd, wordt hierna per onderwerp ingegaan.
Beoordelingskader
9. Bij de beoordeling van een aanvraag voor de afgifte van een mvv wordt nagegaan of de aanvrager voldoet aan de eisen voor een daarna te verlenen verblijfsvergunning. Dit volgt uit de artikelen 2p en 2q van de Vw. [3]
10. Het is vaste rechtspraak van het EHRM [4] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than the normal emotional ties’); er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependancy’). Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Als eenmaal het bestaan van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- en gezinsleven is vastgesteld, moet worden beoordeeld of een vreemdeling vanwege dat familie- of gezinsleven ook moet worden toegelaten tot Nederland. Daarvoor moet verweerder een belangenafweging maken waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden betrekt.
11. In de uitspraak van de Afdeling [5] van 13 juli 2022 [6] is overwogen dat bij de hiervoor bedoelde belangenafweging dezelfde feiten en omstandigheden van belang zijn als die bij de beantwoording van de vraag naar een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Die vraag naar de feitelijke band tussen de betrokkenen staat daarom niet los van de belangenafweging. Gelet op die verwevenheid heeft de Afdeling – anders dan voorheen – geoordeeld dat verweerder niet mag volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig familieleven bestaat, maar dat hij altijd een belangenafweging moet verrichten, waarbij de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken.
Is er tussen eisers en referent sprake van een beschermd familie- of gezinsleven?
12. Vast staat dat referent en eisers allen meerderjarig zijn. Verweerder heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een beschermd familie- of gezinsleven, omdat er tussen hen geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft daartoe onder meer overwogen dat referent in 2006 is getrouwd en sindsdien een eigen huishouden voert. Hij heeft een gezin met vijf kinderen. Verder is overwogen dat referent sinds 2016 in Nederland woont, en van 2011 tot 2016 in Kabul heeft verbleven voor zijn werk, en dat hij dus al lange tijd niet meer samenwoont met zijn ouders, broer en zus. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat eisers zich al die tijd staande hebben gehouden zonder referent.
13. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder het criterium ‘more than the normal emotional ties’ in hun geval te streng heeft ingevuld. Zij voeren aan dat zij noodgedwongen zijn gevlucht uit Afghanistan naar Pakistan, dat zij geen steun hebben van derden en dat zij in grote mate afhankelijk zijn van referent. Eisers stellen dat zij door referent financieel worden ondersteund vanuit Nederland. Zij geven aan dat ook sprake is van medische problematiek bij zus en broer, en dat de steun van referent ook nodig is om achteruitgang in hun gezondheid te voorkomen. Ter zitting heeft referent toegelicht dat hij in de periode van 2011 tot 2016 weliswaar in Kabul werkte, maar dat hij toen nog wel onderdeel uitmaakte van het gezin. Tevens heeft hij toegelicht dat zijn psychische gezondheid sinds het overlijden van zijn vader achteruit is gegaan en dat hij behoefte heeft aan de nabijheid van zijn familie.
14. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat een bijzondere afhankelijkheid tussen referent en eiseres, die de normale banden tussen een ouder en een meerderjarig kind overstijgt, niet aannemelijk is gemaakt. Voor zover mag worden aangenomen dat referent in de periode 2011 tot 2016 nog onderdeel uitmaakte van het gezin, is dat vanaf 2016 zeker niet meer het geval. De medische problematiek van eisers heeft verweerder ook betrokken in zijn beoordeling, alsook het feit dat eisers uit Afghanistan naar Pakistan zijn gevlucht. Eisers hebben in beroep medische stukken overgelegd om de gestelde medische problematiek te onderbouwen, maar daarmee is geen onderbouwing gegeven dat zij voor zorg zijn aangewezen op de hulp van referent. Dat referent sinds het overlijden van zijn vader psychische klachten heeft en meer behoefte heeft aan de nabijheid van zijn familie, is voorstelbaar, maar de rechtbank ziet daarin op zichzelf geen reden om aan te nemen dat referent voor zijn psychische gezondheid (meer dan gebruikelijk) afhankelijk is van de zorg van eisers of van hun fysieke nabijheid. Referent staat onder behandeling bij de GGZ [7] en die behandeling kan worden voortgezet. Ten aanzien van de gestelde financiële ondersteuning vanuit Nederland heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat deze niet in op de huidige manier kan worden gecontinueerd. Om die reden is geen sprake van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- of gezinsleven.
Belangenafweging
15. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Hierbij heeft verweerder het belang van de Nederlandse overheid bij een terughoudend toelatingsbeleid afgewogen tegen het persoonlijk belang van eisers en referent bij toelating.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn beoordeling heeft betrokken. Dat eisers uit Afghanistan naar Pakistan zijn gevlucht, is in het bestreden besluit meegewogen. Verweerder heeft overwogen dat eiseres in Pakistan (Peshawar) in een huis bij mensen verblijven die zij volgens eigen verklaring niet goed kennen, maar die wel een huis voor hen beschikbaar hebben gesteld. Verweerder heeft in het voordeel van eisers meegewogen dat er een objectieve belemmering is om het familieleven in Afghanistan uit te oefenen. Verweerder heeft daar wel tegenover gesteld dat eisers nu in Pakistan verblijven en dat referent hen daar kan bezoeken. Verweerder heeft het economisch belang (zwaar) in het nadeel van eisers kunnen meewegen. Verweerder heeft daarvoor drie redenen gegeven.
 Referent heeft geen eigen middelen van bestaan. Referent heeft zelf aangegeven dat hij in de Ziektewet zit en uit Suwinet blijkt dat referent een uitkering krijgt.
 Eisers zullen voor langere tijd gebruik maken van de openbare kas wanneer zij in Nederland zijn. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat referent niet heeft aangegeven dat eisers zelf middelen van bestaan of een inkomen hebben.
 Eisers zullen voor langere tijd gebruik maken van publieke voorzieningen, bijvoorbeeld het onderwijs, de gezondheidszorg en de infrastructuur.
Verweerder heeft ook in het nadeel van eisers kunnen meewegen dat zij nooit een verblijfsvergunning in Nederland hebben gehad en nog geen leven hebben opgebouwd in Nederland.
17. Verweerder heeft op grond van alle relevante feiten en omstandigheden een belangenafweging kunnen maken en heeft daarbij doorslaggevend belang kunnen hechten aan het belang van de Nederlandse overheid. Verweerder heeft op basis van die belangenafweging in redelijkheid kunnen concluderen dat de weigering van de mvv’s niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond.
19. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Geestelijke gezondheidszorg.