ECLI:NL:RBDHA:2023:11933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
23_4220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake herbeoordeling WIA-recht

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde P.S. Dijkstra, beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar verzoek om herbeoordeling van het recht op WIA van werkneemster. Eiseres heeft op 9 juni 2023 haar beroep ingediend, nadat zij op 21 juni 2023 de rechtbank had verzocht om te bevestigen of de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken. De rechtbank ontving op 6 juli 2023 een reactie van verweerder, waarin werd bevestigd dat de herbeoordeling nog niet had plaatsgevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eiseres verweerder op 10 maart 2023 in gebreke heeft gesteld. Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is en dat er geen zitting nodig is. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk gegrond en draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het verzoek van eiseres. Bij overschrijding van deze termijn zal een rechterlijke dwangsom worden opgelegd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de kosten van de rechtsbijstand van eiseres, begroot op € 418,50, dient te vergoeden, evenals het betaalde griffierecht van € 365,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023 door mr. A.J. van der Ven, in aanwezigheid van griffier F.J.M. van den Berg. Eiseres heeft het recht om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: P.S. Dijkstra)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 9 juni 2023 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar verzoek om herbeoordeling van het recht op WIA van werkneemster [naam] .
Bij brief van 21 juni 2023 heeft de rechtbank verweerder, onder andere, verzocht, binnen twee weken na de datum van verzending van de brief, mede te delen of de termijn waarbinnen in deze procedure een besluit moet worden genomen is verstreken.
Hierop heeft verweerder bij brief van 6 juli 2023 gereageerd. Verweerder bevestigt dat de herbeoordeling nog niet heeft plaatsgevonden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de beslistermijn is verstreken. [1]
5. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres verweerder bij brief van 10 maart 2023 in gebreke heeft gesteld.
6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk. De rechtbank acht geen onderzoek ter zitting noodzakelijk en zal met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep kennelijk gegrond verklaren.
7.
Gelet op artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het verzoek te nemen. Aan overschrijding van die termijn zal de rechtbank een rechterlijke dwangsom verbinden.
8. Verweerder heeft bij besluit van 17 mei 2023 de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- aan eiser toegekend. De rechtbank zal zich hier dan ook verder niet over uitlaten.
9. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 418,50 (1 punt x factor 0,5 x € 837,-) als kosten voor verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
8. Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op uiterlijk binnen twee weken een besluit op het verzoek om herbeoordeling te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de Woo.