ECLI:NL:RBDHA:2023:11936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
23_2644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar WIA-aanvraag

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op zijn bezwaar tegen de afwijzing van een WIA-aanvraag. Eiser had op 18 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar het UWV heeft tot op heden geen beslissing genomen. De rechtbank heeft op 14 augustus 2023 geoordeeld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het UWV op 20 februari en 6 maart 2023 in gebreke heeft gesteld, maar dat er nog geen besluit is genomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het UWV opgedragen om binnen zes weken na de hoorzitting op 30 augustus 2023 alsnog een besluit te nemen. Indien er nader onderzoek nodig is, moet het UWV binnen twaalf weken na de hoorzitting beslissen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum. Daarnaast is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 418,50, en moet het UWV het betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2644

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 6 april 2023 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn bezwaar van 18 augustus 2022 betreffende de afwijzing van een WIA-aanvraag.
Bij brief van 7 april 2023 heeft de rechtbank verweerder verzocht binnen twee weken mede te delen of de termijn waarbinnen in deze procedure een besluit moet worden genomen is verstreken.
Bij brief van 23 mei 2023 heeft verweerder meegedeeld dat vanwege capaciteitsproblemen nog geen beslissing op bezwaar is genomen. Er zal nog een hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatsvinden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Op grond van het tweede lid van dit artikel, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geding is dat de beslistermijn op grond van artikel 7:10 van de Awb is verstreken.
6. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser verweerder op 20 februari 2023 en
6 maart 2023 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is.
7. Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk en is sprake van overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank acht geen onderzoek ter zitting noodzakelijk en zal met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep kennelijk gegrond verklaren.
8. Gelet op artikel 8:55d, derde lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van zes weken na de hoorzitting van 30 augustus 2023 alsnog een besluit op het bezwaar te nemen. De rechtbank komt (in afwijking van de termijn van twee weken, genoemd in het eerste lid van dit artikel) tot deze termijn, omdat de naleving van wettelijke voorschriften daartoe noopt. De hoorzitting moet immers nog plaatsvinden. Als naar aanleiding van de hoorzitting blijkt dat nader onderzoek door een deskundige nodig is om op zorgvuldige wijze een besluit te kunnen nemen, dan dient verweerder binnen twaalf weken na de hoorzitting van 30 augustus 2023 op het bezwaar te beslissen. Aan overschrijding van deze termijn zal de rechtbank een dwangsom verbinden.
9. Verweerder heeft bij besluit van 16 mei 2023 de maximale dwangsom van € 1.442,- aan eiser toegekend. De rechtbank zal zich hier dan ook verder niet over uitlaten.
10. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 418,50 (1 punt x factor 0,5 x € 837,-) als kosten voor verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
11. Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de hoorzitting van 30 augustus 2023 alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Als naar aanleiding van de hoorzitting blijkt dat nader onderzoek door een deskundige nodig is om op zorgvuldige wijze een besluit te kunnen nemen, dan dient verweerder binnen twaalf weken na de hoorzitting van 30 augustus 2023 op het bezwaar te beslissen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 418,50;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.