ECLI:NL:RBDHA:2023:11967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/650241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 juli 2023 een verzoekschrift ingediend, gevolgd door een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op 19 juli 2023. De moeder van [minderjarige], die op dat moment in het ziekenhuis verbleef vanwege psychotische klachten, was niet in staat om voor haar kind te zorgen. De kinderrechter had eerder op 10 mei 2023 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, die liep tot 2 augustus 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juli 2023 werd duidelijk dat de moeder en [minderjarige] in het ziekenhuis verbleven, maar dat de moeder niet in staat was om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van [minderjarige] zorgwekkend was, gezien het gebrek aan hechting en de noodzaak voor een stabiele verzorgingsomgeving.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad en de gecertificeerde instelling toegewezen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing werd voor een kortere periode van drie maanden verleend. De kinderrechter benadrukte het belang van een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige] en de noodzaak voor de moeder om te stabiliseren voordat zij de zorg voor haar kind kan hernemen. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/09/650241 / JE RK 23-1385 en C/09/650735 / JE RK 23-1456
Datum uitspraak: 27 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 10 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
en in de zaak naar aanleiding van het op 19 juli 2023 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes, gevestigd te [vestigingsplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 19 juli 2023 is het spoedverzoek om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg afgewezen. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 juli 2023;
  • het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 19 juli 2023;
- het verweerschrift van de moeder met bijlagen, met zelfstandig verzoek, van 27 juli 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam03] en [naam04] , namens de gecertificeerde instelling;
- [naam05] , namens de Raad.
De moeder en haar advocaat hebben de zitting via een digitale verbinding vanuit het ziekenhuis bijgewoond.

2.De feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft feitelijk samen met de moeder in het ziekenhuis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 mei 2023 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 augustus 2023. Daarbij is tevens vastgesteld dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing.

3.De verzoeken

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van één jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De moeder verblijft vanwege psychotische klachten samen met [minderjarige] in het ziekenhuis. Zij kan op dit moment niet voor [minderjarige] zorgen. De afgelopen drie maanden heeft [minderjarige] in het ziekenhuis verbleven zonder medische indicatie. Het is de moeder niet gelukt een tweede hechtingsfiguur te vinden, dan wel die toestemming te verlenen voor structurele bezoeken aan [minderjarige] in het belang van het hechtingsproces dat zij als pasgeboren baby moet ontwikkelen. Er is in deze situatie sprake van onvoldoende hechting, activiteit en stimulans voor [minderjarige] . De artsen in het ziekenhuis stellen dat het niet in het belang van [minderjarige] is om nog langer in het ziekenhuis te blijven. De Raad heeft een netwerkplaatsing van [minderjarige] onderzocht. Hieruit is voortgekomen dat het netwerk beloftes heeft gedaan die zij niet konden nakomen. De komende periode kan de gecertificeerde instelling het netwerk van de moeder screenen om te kijken of één van hen een geschikt pleeggezin voor [minderjarige] kan zijn. Het doel is dat [minderjarige] uiteindelijk weer bij de moeder wordt geplaatst met ondersteuning van de hulpverlening.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ter zitting is aangegeven dat de gecertificeerde instelling vorige week een spoedverzoek voor een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft ingediend, bedoeld voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De voorlopige ondertoezichtstelling loopt af op 2 augustus 2023, waardoor nu slechts het verzoek van de Raad voorligt. De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De moeder is momenteel niet in staat om voor [minderjarige] te zorgen. De wachtlijst voor een pleegzorgscreening bedraagt vier tot zes weken. De afgelopen maanden is de familie van de moeder niet voldoende betrokken geweest. Zij zijn niet of nauwelijks in het ziekenhuis op bezoek geweest bij de moeder en [minderjarige] . Het is niet mogelijk om [minderjarige] nu in het netwerk te plaatsen terwijl het netwerk wordt gescreend door een pleegzorginstantie. De afgelopen maanden heeft de familie van de moeder niet als hechtingsfiguur gefungeerd.
Verder heeft de familie weinig contact gehad met [minderjarige] . Er is een perspectief biedend pleeggezin voor [minderjarige] beschikbaar. De komende tijd zal het netwerk van de moeder worden gescreend. Indien de pleegzorgscreening positief uitpakt zal [minderjarige] in het netwerk worden geplaatst. De terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder heeft echter prioriteit. Een kind hoort bij zijn biologische ouders op te groeien. De moeder en [minderjarige] staan op de wachtlijst voor een moeder-en-kind huis.

4.Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter voor wat betreft de ondertoezichtstelling. Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing wordt primair verzocht het verzoek af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht het verzoek tot uithuisplaatsing voor een korte periode te verlenen teneinde de mogelijkheid tot plaatsing in het netwerk, bij tante [naam06] dan wel broer [naam07] , nader te onderzoeken. Meer subsidiair is bepleit om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor de duur van vier tot zes weken aan te houden zodat het netwerk van de moeder kan worden gescreend. Verder is een zelfstandig verzoek gedaan om [minderjarige] in het netwerkpleeggezin te plaatsen van primair tante [naam06] en subsidiair bij broer [naam07] . Daartoe is het volgende aangevoerd.
De wens van de moeder om samen met [minderjarige] vanuit het ziekenhuis naar huis te gaan brengt veel onrust met zich mee. Hierdoor is de moeder nog niet gestabiliseerd. [minderjarige] verblijft momenteel op een andere afdeling, waardoor het aantal contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] niet voldoende is. Hoewel het begrijpelijk is dat de gecertificeerde instelling wenst dat een meer fysiek betrokken opvoeder in beeld komt, is een plaatsing in een pleeggezin niet nodig. Het netwerk van de moeder is actief betrokken en staat klaar om voor [minderjarige] te zorgen. De gecertificeerde instelling heeft nagelaten om het verzoek met het netwerk te bespreken, terwijl de familie van de moeder vaak op bezoek is geweest in het ziekenhuis. Er is geen sprake van spoed waardoor [minderjarige] meteen buiten het ziekenhuis zou moeten worden geplaatst. De screening van het netwerk kan worden afgewacht. De moeder zou zelf voor [minderjarige] willen zorgen, maar als dit tijdelijk niet mogelijk is dan wil zij dat haar familie [minderjarige] opvangt. Tante [naam06] is een betrouwbare en stabiele factor. Met een voorlopige screening kan [minderjarige] bij haar worden geplaatst in afwachting van de definitieve screening. Er moet voorkomen worden dat [minderjarige] zich gaat hechten aan een onbekend pleeggezin, waardoor zij niet meer bij de moeder kan worden teruggeplaatst.

5.De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
De kinderrechter onderschrijft de zorgen die zijn geuit door de Raad en maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige] is als jonge baby volledig afhankelijk van haar opvoeder. De moeder kan op dit moment niet voor [minderjarige] zorgen vanwege haar psychische toestand.
Zij is hierdoor in april 2023 opgenomen in het ziekenhuis, waar [minderjarige] ook is geboren. [minderjarige] verblijft op de bijbehorende baby unit van de psychiatrische afdeling waar de moeder verblijft. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de moeder moeite heeft om de verzorgingsmomenten vol te houden en daarbij laat zij niet altijd afgestemd gedrag zien richting [minderjarige] . Het is belangrijk dat de moeder eerst stabiliseert voordat zij de volledig zorg voor [minderjarige] weer kan dragen. Op dit moment is zij daar simpelweg niet toe in staat. Omdat het eigen herstel van de moeder vooropstaat is er momenteel nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige] een veilige en stabiele plek krijgt zodat zij zich kan gaan ontwikkelen en de hechting op gang komt. Zij is al bijna drie maanden oud en kent nog steeds geen duidelijke hechtingsfiguur. Dit is een volstrekt ongewenste situatie waarvoor direct een oplossing moet komen. De kinderrechter ziet zich geconfronteerd met een enorm schrijnende situatie waarin iedere dag die de moeder – zeer begrijpelijk – langer nodig heeft voor haar noodzakelijke herstel, tot gevolg heeft dat de hechting van [minderjarige] weer een dag wordt uitgesteld. De kinderrechter acht het van belang dat [minderjarige] de komende periode een vaste verzorger krijgt, die haar geborgenheid, liefde en veiligheid kan bieden en met wie zij een hechtingsrelatie kan opbouwen. Haar leven is immers begonnen. Daarbij is het vanzelfsprekend van groot belang dat wordt gekeken naar de manier waarop de contactmomenten met de moeder kunnen worden vormgegeven.
Gelet op de hiervoor beschreven complexe situatie zal de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen voor de verzochte duur. Ten aanzien van de uithuisplaatsing ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek voor kortere duur toe te wijzen dan verzocht. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] zal voor de duur van drie maanden worden toegewezen. De behandeling van het verzoek zal voor het overige worden aangehouden. De komende periode zal meer duidelijkheid moeten ontstaan over de vraag of de moeder in staat is om, met de juiste ondersteuning, de verzorging voor [minderjarige] zelfstandig te gaan dragen. De kinderrechter stelt voorop dat de zorgen van de moeder en haar advocaat volkomen begrijpelijk zijn. Zij deelt deze zorgen. Ter zitting is echter uitgebreid en gemotiveerd door de gecertificeerde instelling aangedragen dat [minderjarige] allereerst goed moet worden verzorgd in een pleeggezin en dat tegelijkertijd het netwerk van de moeder zal worden gescreend. Daarnaast is door de gecertificeerde instelling toegezegd dat de komende periode zal worden onderzocht of het netwerk van de moeder in staat is om [minderjarige] op te vangen. Indien deze mogelijkheid bestaat, zal [minderjarige] worden overgebracht naar het netwerk. Gelet op het herstel van de moeder en de screening van het netwerk is het momenteel nog onzeker wat de komende periode gaat brengen. Het verleden heeft echter uitgewezen dat de moeder met de juiste medicatie een stabiel psychisch toestandsbeeld laat zien. De kinderrechter hoopt dan ook dat de moeder op korte termijn stabiliseert en zelf voor [minderjarige] kan zorgen. In de komende drie maanden moet duidelijk worden hoe het vervolg eruit ziet.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 27 juli 2023 tot 27 juli 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 27 juli 2023 tot 27 oktober 2023;
houdt de behandeling van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor het overige aan tot
een nader te bepalen zitting, gelegen voor 27 oktober 2023,tegen welke zitting de Raad, de gecertificeerde instelling, de moeder en de advocaat van de moeder, mr. M.H. Aalmoes dienen te worden opgeroepen;
verzoekt de Raad om
uiterlijk twee weken voorafgaand aan de volgendezitting een schriftelijke rapportage over de alsdan geldende stand van zaken aan de rechtbank en andere belanghebbenden toe te sturen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023 door
mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier, en op schrift gesteld op 10 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.