ECLI:NL:RBDHA:2023:12082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.15962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 13 juni 2023 de opvanglocatie heeft verlaten en geregistreerd is als 'met onbekende bestemming vertrokken'. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 3 augustus 2023, waar het beroep werd behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 20 juni 2023 verzocht om informatie over de verblijfplaats van eiser, maar deze heeft geen duidelijkheid kunnen geven. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, aangezien hij niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie over zijn verblijf. Hierdoor oordeelt de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15962
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting behandeld te Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet op zitting verschenen.
2. Verweerder heeft op 14 juni 2023 laten weten dat eiser volgens zijn systemen op 13 juni 2023 de opvanglocatie heeft verlaten en is geregistreerd als "met onbekende bestemming vertrokken". De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 20 juni 2023 verzocht om de rechtbank te informeren of hij nog contact heeft met eiser, wanneer het laatste contact heeft plaatsgevonden en of hij bekend is de verblijfplaats van eiser. Op 1 augustus 2023 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat hij en eiser niet ter zitting verschijnen en dat hij tussentijds contact met eiser heeft gehad.
3. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft niet aan de rechtbank laten weten of hij nog in Nederland verblijft. Ook heeft zijn gemachtigde niet aan de rechtbank verteld wanneer hij voor het laatst contact heeft gehad met eiser en of hij bekend is met diens verblijfplaats. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. [1]
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2023 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.