ECLI:NL:RBDHA:2023:12093
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag Bpm niet te hoog vastgesteld; beroep ongegrond; overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die op 5 augustus 2022 door de inspecteur was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ongegrond is en dat de naheffingsaanslag niet te hoog is vastgesteld. Eiser had op 6 januari 2021 aangifte Bpm gedaan voor een Mercedes-Benz GLE-klasse, waarbij hij een inkoopwaarde van € 24.710 had opgegeven. De naheffingsaanslag bedroeg € 4.614, gebaseerd op een historische nieuwprijs van € 143.541. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon aantonen dat de auto ten tijde van de aangifte meer schade had dan door de inspecteur was vastgesteld. Eiser stelde ook dat de overgang van de NEDC-methode naar de WLTP-methode leidde tot een hogere belasting, maar de rechtbank verwierp deze stelling. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met twee maanden, maar heeft geen schadevergoeding toegekend omdat eiser afstand had gedaan van zijn recht op schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. E. Kouwenhoven, in aanwezigheid van griffier mr. T. Blauw.