ECLI:NL:RBDHA:2023:12098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag Bpm en de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die was opgelegd op basis van een aangifte die hij op 19 februari 2019 had gedaan voor een Renault Captur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag van € 2.949 niet te hoog was vastgesteld en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat de auto ten tijde van de aangifte beschadigd was, ondanks het taxatierapport van zijn taxateur. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat er sprake was van meer dan normale gebruiksschade aan de auto, wat hij niet kon doen.
Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden met twee maanden, maar heeft zij geen schadevergoeding toegekend aan eiser. Dit kwam voort uit het feit dat eiser een machtiging had getekend waarin hij afstand deed van zijn recht op schadevergoeding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.