ECLI:NL:RBDHA:2023:12125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.10327
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.P. Gaal-de Groot, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 13 september 2022 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 27 juni 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de verweerder wel vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 13 maart 2023 afliep, is overschreden. Eiseres heeft verweerder op 16 maart 2023 in gebreke gesteld, waarna zij op 4 april 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling geldig is en dat de staatssecretaris de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd. Het beroep is gegrond verklaard en de rechtbank heeft het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen 16 weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 418,50, die door verweerder moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10327

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 13 september 2022.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 27 juni 2023.
Eiseres en haar gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Eiseres heeft op 13 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. In de ontvangstbevestiging van 6 oktober 2022 is vermeld dat een besluit op de aanvraag binnen zes maanden verwacht kan worden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Verweerder had dus uiterlijk op 13 maart 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft verweerder op 16 maart 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3. Eiseres heeft op 4 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift van 28 mei 2023 op het standpunt gesteld dat er terecht beroep is ingesteld en dat eiseres, behoudens toepassing van artikel 4:17, zesde lid van de Awb, recht heeft op de maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,-. Hieruit volgt dat vast staat dat de wettelijke beslistermijn is verstreken, dat de ingebrekestelling van 16 maart 2023 geldig is en dat verweerder de maximale bestuurlijke dwangsom van €1.442,- heeft verbeurd. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, moet de rechtbank een beslistermijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen [1] .
5. Verweerder heeft in het verweerschrift verzocht om een maatwerkopdracht en om een beslistermijn van 16 weken op te leggen, omdat sprake is van een verhoogde instroom bij nareisaanvragen, achterstanden op het beslissen op de nareisaanvragen in verband met de toenemende asielinstroom, organisatorische aspecten bij verweerder en omdat het beoordelen van nareiszaken vaak complex is. Niet gebleken is dat eiseres niet akkoord is met deze termijn. Tegen deze achtergrond bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen 16 weken na de dag van het verzenden van deze uitspraak dient te beslissen op de aanvraag van eiseres van 13 september 2022.
6. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb (en in overeenstemming met het landelijk beleid gepubliceerd op www.rechtspraak.nl), bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen 16 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van 13 september 2022 bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.