ECLI:NL:RBDHA:2023:12161

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
22_2631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een brug; beoordeling van weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een brug. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen de vergunning verleend aan de derde-partij, betwistte de maatvoering van de brug en stelde dat er twijfels bestonden over de bouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning had aangevraagd voor de bouw van de brug, en dat deze vergunning op 8 november 2021 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem. Eiseres had tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 9 maart 2022.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk ongegrond was, omdat er geen weigeringsgronden waren die zich verzetten tegen de verlening van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in overweging genomen en vastgesteld dat de aanvraag voor de brug voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan. Eiseres had geen argumenten aangedragen die de weigering van de vergunning konden rechtvaardigen, en de rechtbank onderschreef de toelichting van verweerder over de maatvoering van de brug.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de omgevingsvergunning terecht was verleend en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2631

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem, verweerder

(gemachtigde: A.P.G. Hardlooper).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] (vergunninghouder).

Procesverloop

In het besluit van 8 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde-partij]
een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een brug, plaatselijk bekend
[adres] [nummer] te [plaats], kadastraal bekend [kadastrale plaats], sectie [X], nrs. [kadastraal nummer 1],
[kadastraal nummer 2].
Bij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
2.1
Op 21 juli 2021 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van woonhuis en berging en de bouw van een brug [adres] [nummer] te [plaats], later gewijzigd naar enkel de activiteit bouwen van een brug op voornoemde locatie.
2.2
Bij het primaire besluit van 8 november 2021 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.3
Eiseres heeft tegen de verleende omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
2.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning gehandhaafd.
3. Eiseres heeft in beroep enkel aangevoerd dat er twijfel is over de maatvoering van de brug. De documenten geven de maten van de brug van 4 meter, 4,25 meter en 4,50 meter breed aan. Daar er dicht op de erfgrens gebouwd gaat worden, wil eiseres weten hoe het werkelijk gaat worden.
4. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo moet een omgevingsvergunning worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan kort gezegd (a) het bouwbesluit, (b) de bouwverordening, (c) het bestemmingsplan of (d) de redelijke eisen van welstand.
5. De rechtbank stelt met verweerder vast dat de aanvraag voor het bouwen van de brug moet worden getoetst aan artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo, waarin de weigeringsgronden limitatief zijn opgesomd. Indien zich geen van deze weigeringsgronden voordoet, dan moet verweerder de omgevingsvergunning verlenen.
6. Eiseres betwist in beroep niet dat de in geding zijnde brug past binnen het bestemmingsplan “Braassemerland”. De betrokken locatie waarop het bouwwerk wordt opgericht heeft namelijk de enkelbestemming “water”. Ingevolge artikel 14.2.2 van de voorschriften van het bestemmingsplan kan op deze bestemming een brug gerealiseerd worden. Verder is niet aangevoerd dat er sprake is van een andere weigeringsgrond ex artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
7. Voor wat betreft de twijfels van eiseres over de maatvoering van de brug, is niet aangevoerd waarom dit tot weigering van de omgevingsvergunning zou moeten leiden. Voor zover eiseres vreest dat de brug deels op haar persceel wordt gebouwd, blijkt uit de stukken dat het bouwplan wordt gerealiseerd op het perceel van de vergunninghouder.
Verder heeft verweerder de maatvoering nader toegelicht. Verweerder geeft in zijn verweerschrift van 4 juli 2022 hierover aan dat wanneer op juiste wijze naar de maten in de omgevingsvergunning wordt gekeken, het volgende kan worden vastgesteld. De funderingsbalk in de landhoofden (het gedeelte onder de grond) is 4,5 meter breed. De brug zelf is buitenzijde tot buitenzijde 4,25 meter breed (de leuning is hierin meegenomen). De nuttige breedte van de brug (breedte tussen de leuningen) is 4,0 meter breed. De rechtbank onderschrijft deze uitleg van verweerder. Eiseres heeft na de toelichting van verweerder geen reden gezien om haar beroep in te trekken. Zij heeft echter niet aangevoerd dat de door verweerder gegeven toelichting onjuist zou zijn en ook geen redenen aangevoerd waarom de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een weigeringsgrond die zich verzet tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de brug.
9. Hieruit volgt dat verweerder terecht de gevraagde omgevingsvergunning voor bouwen heeft verleend.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023.
De griffier is verhinderd om te tekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.