6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en mishandeling van de winkelmedewerker in [naam 1] . Hierbij heeft de verdachte het slachtoffer in het nauw gedreven en gesommeerd om hem geld te geven. Toen het slachtoffer dit niet deed, ontstond een worsteling waarbij de verdachte het slachtoffer meermalen tegen zijn hoofd heeft geslagen. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft zich laten leiden door financieel gewin, zonder stil te staan bij de gevolgen die het bij het slachtoffer teweeg kan brengen. Ook brengen feiten als de onderhavige heftige gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 augustus 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in de afgelopen jaren meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten, namelijk vermogensdelicten en geweldsdelicten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia Rapport, opgemaakt door [naam 3] , psychiater, op 14 oktober 2022 en [naam 4] , psycholoog, op 12 november 2022. Volgens de psychiater is bij de verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking, ADHD en stoornissen in het gebruik van cannabis en lachgas. De psycholoog is van mening dat bij de verdachte sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken, een stoornis in cannabisgebruik, een ongespecificeerde stoornis gerelateerd aan lachgas, mogelijk een gokstoornis en een licht verstandelijke beperking. Beide deskundigen hebben geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het handelen van de verdachte kwam deels voort uit zijn impulsiviteit en het onvermogen om zijn gedragingen te plannen en de consequenties van zijn gedrag te overzien. Volgens de deskundigen is het recidiverisico hoog. Beide deskundigen komen tot het advies om de verdachte klinisch te laten behandelen, in het kader van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 28 december 2022. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering ziet mogelijkheden om de verdachte te begeleiden, omdat hij zich gemotiveerd toont voor een klinische behandeling. De reclassering adviseert om de volgende voorwaarden te verbinden aan de TBS: meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, alcoholverbod, meewerken aan het vinden van werk of dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en geen andere huisvesting zonder toestemming. De reclassering adviseert om de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering adviseert daarnaast om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank overweegt dat de adviezen van de deskundigen worden gedragen door een uitgebreide en deugdelijke onderbouwing. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze adviezen. De rechtbank zal de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt ten aanzien van een overval op een winkel met meer dan licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren vastgesteld.
Als strafverzwarende omstandigheid heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het ging om een poging tot een overval in ééndaadse samenloop met de bewezen verklaarde mishandeling en dat het handelen van de verdachte in verminderde mate aan hem toe te rekenen is. Daarnaast heeft de verdachte openheid gegeven over zijn handelen en hij heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan een TBS met voorwaarden.
Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van officier van justitie, een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De TBS-maatregel
De rechtbank zal voorts aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen.
De rechtbank stelt daartoe vast dat het onder 1 bewezen verklaarde feit een misdrijf is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Blijkens de inhoud van de hiervoor vermelde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De deskundigen concluderen in hun rapportages – zoals hiervoor reeds vermeld – dat het feit in verminderde mate aan de verdachte moet worden toegerekend.
Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een hoog recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van het Pro Justitia Rapport en het reclasseringsrapport.
Gelet op de stoornissen bij de verdachte, het aanwezige recidivegevaar en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Uit het Pro Justitia Rapport blijkt verder dat de gedragsdeskundigen een TBS met voorwaarden het meest passende kader achten. Ook de reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen, zoals hiervoor vermeld.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen en de reclassering van oordeel dat aan de verdachte een TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. Hierbij heeft de rechtbank mede betrokken dat de verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden.
De rechtbank zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.
De dadelijke uitvoerbaarheid
Om te voorkomen dat tussen het einde van de detentie en de aanvang van de TBS met voorwaarden een periode zonder toezicht zal ontstaan, zal de rechtbank - gelet op het recidiverisico en de ernst van de stoornissen - op grond van artikel 38, zesde lid Sr bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Voorgenoemd bevel gaat conform artikel 38, zevende lid Sr in op het tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.
De duur
Indien in de toekomst alsnog zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, kan de totale duur van de TBS een periode van vier jaren te boven gaan nu het begane misdrijf was gericht tegen en gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon in de zin van artikel 38e, eerste lid, Sr.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de stoornissen van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de kans aanwezig is dat het recidiverisico na afloop van de TBS-maatregel nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om de verdachte daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na de TBS met voorwaarden, indien dat nodig blijkt, onder toezicht te stellen, om zo het risico op herhaling van geweldsdelicten te minimaliseren. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de 38z-maatregel is voldaan. Aan de verdachte wordt immers de maatregel van TBS met voorwaarden opgelegd. Daarnaast is de oplegging van de 38z-maatregel naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van die maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de executie van de TBS-maategel met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.