ECLI:NL:RBDHA:2023:12274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in Cyprus
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 1 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 27 maart 2023 niet-ontvankelijk, omdat eiser op Cyprus internationale bescherming had gekregen. De rechtbank behandelt het beroep op 24 juli 2023, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiser contact heeft gehouden met zijn gemachtigde en zijn wens om de procedure voort te zetten heeft geuit. Vervolgens wordt de vraag behandeld of eiser nog steeds subsidiaire bescherming geniet op Cyprus. De staatssecretaris stelt dat eiser deze bescherming heeft, maar eiser betwist dit en wijst op mogelijke problemen bij de verlenging van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser geen subsidiaire bescherming meer geniet.
Daarnaast wordt het interstatelijk vertrouwensbeginsel besproken. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Cyprus een reëel risico loopt op schending van zijn fundamentele rechten. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen. De staatssecretaris mag blijven uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.