ECLI:NL:RBDHA:2023:12350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.13633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van asielrelaas en familierechtelijke relatie met ex-president

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 9 augustus 2023, wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1996, diende op 4 juli 2021 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 7 april 2023 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 3 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de familierechtelijke relatie tussen eiser en de ex-president van Gambia, Yahya Jammeh, terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft geen documenten overgelegd die deze relatie onderbouwen en zijn verklaringen zijn niet consistent met openbare informatie. Daarnaast heeft de staatssecretaris de door eiser gestelde homoseksuele handelingen en de daaruit voortvloeiende problemen als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser heeft wisselende verklaringen afgelegd en niet overtuigend aangetoond dat hij daadwerkelijk bedreigd wordt vanwege zijn seksuele geaardheid.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat eiser niet goed is in het onthouden van data, en dat de verklaringen van eiser niet voldoende zijn om zijn asielaanvraag te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft op 4 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 7 april 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de familierechtelijke relatie tussen eiser en de ex-president van Gambia niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte de toegedichte homoseksuele handelingen en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig geacht. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft problemen met zijn broer, die de ex-president van Gambia is. Zijn broer zou hebben gehoord dat eiser geslachtsgemeenschap heeft gehad met een andere man, dit is echter niet waar. Hierom is zijn broer boos op hem en is eiser weggegaan uit Gambia. Nadat eiser is vertrokken uit Gambia, werd hij gebeld en hoorde hij dat de andere man was gearresteerd. Bij terugkeer vreest eiser voor de gemeenschap waar hij woonde, de mensen zullen hem niet meer accepteren omdat zij denken dat hij homoseksueel is. Daarnaast vreest eiser dat zijn broer hem zal vermoorden.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst,
2. eiser is de broer van ex-president Yahya Jammeh ,
3. toegedichte homoseksuele handeling en daaruit voortvloeiende problemen.
De staatssecretaris acht relevant element 1 geloofwaardig. Relevant element 2 en 3 acht de staatssecretaris ongeloofwaardig.
Heeft de staatssecretaris de familierechtelijke relatie tussen eiser en de ex-president van Gambia ongeloofwaardig mogen vinden?
6. Eiser betoogt dat het aannemelijk is dat hij niet goed is in het onthouden van data en dat het noemen van verkeerde data hem niet kan worden tegengeworpen. Dat hij niet goed is in het onthouden van data is aannemelijk omdat het niet in geschil is dat eiser uit Gambia komt en hij de datum van de Onafhankelijkheidsdag van Gambia verkeerd heeft herinnerd. Verder betoogt eiser dat hij de familierechtelijke relatie met de ex-president wel aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft namelijk informatie over de familie van de expresident gegeven die niet eenvoudig uit openbare bronnen is te halen. Het noemen van diverse familieleden is volgens eiser wel authentiek te noemen. Verder geeft het gehoor geen goed beeld van wat eiser over zijn familie kan vertellen, omdat de bevraging hierover summier is geweest. Eiser betoogt dat hij, naar aanleiding van de zienswijze, aanvullend gehoord had moeten te worden.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en de ex-president van Gambia ongeloofwaardig is. Hierbij wijst de staatssecretaris er terecht op dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat er een familierechtelijke relatie is. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt of hij sinds 2015 geprobeerd heeft documenten te verkrijgen of waarom hij hierin niet is geslaagd. De staatssecretaris heeft zich dus moeten baseren op de verklaringen van eiser. Hierover stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat een deel van de verklaringen niet in lijn zijn met openbare informatie en verder zijn de verklaringen van eiser niet authentiek. Daarnaast heeft de staatssecretaris terecht niet gevolgd dat eiser niet goed is in het onthouden van data. Dit blijkt immers niet uit het medisch advies en eiser heeft tevens zelf geen documenten overgelegd om dit te onderbouwen. Hierbij wijst de staatssecretaris er tevens terecht op dat niet valt in te zien dat eiser tijdens het gehoor niet zegt dat hij niet goed is in het onthouden van data en in plaats daarvan (onjuiste) data noemt. Temeer nu de gehoormedewerker tweemaal heeft aangegeven dat eiser het aan moet geven als hij een datum niet weet. [1] Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat de verjaardag van zijn broer op een nationale feestdag is. In het gehoor heeft eiser verklaard dat dit op Onafhankelijkheidsdag van Gambia is, maar uit openbare informatie blijkt dit op Africa Day te zijn. Eiser stelt dat hij zich hierin heeft vergist. De rechtbank is van oordeel dat dit afbreuk doet aan de gestelde familierechtelijke relatie, omdat eiser ten aanzien van zijn broer niet alleen de verkeerde geboortedatum heeft genoemd maar tevens de verkeerde feestdag heeft genoemd. Verder stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat wel degelijk is gevraagd naar de familie van eiser en over de gezinssituatie met de ex-president. Daarbij wijst de staatssecretaris er terecht op dat aan eiser open vragen zijn gesteld om hem de ruimte te bieden te verklaren en dat er vragen zijn gesteld over de tegenstrijdigheden. Hierbij heeft eiser correcte informatie genoemd, echter is deze informatie eenvoudig uit openbare bronnen te halen waardoor dit niet iets zegt over een familieband. De informatie die eiser noemt en die niet eenvoudig uit openbare bronnen valt te halen, acht de staatssecretaris terecht niet voldoende authentiek. Dit betreffen namelijk enkel namen van familieleden.
6.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij naar aanleiding van zijn zienswijze nogmaals gehoord had moeten worden over de verdere details van zijn familie en van de ex-president. Het had op de weg van eiser gelegen om dit in het nader gehoor naar voren te brengen. Indien eiser na het nader gehoor van mening was dat hij meer details naar voren had moeten brengen, had het op zijn weg gelegen dit in de correcties en aanvullingen en/of de zienswijze naar voren te brengen. Er is geen grond waarop de staatssecretaris eiser nogmaals had moeten horen. Tevens levert het niet nogmaals horen geen strijd op met enige rechtsregel.
Heeft de staatssecretaris de verdenking van de seksuele handelingen met een man ongeloofwaardig mogen vinden?
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris er ten onrechte van uitgaat dat eiser met een andere man is betrapt. Verder kan volgens eiser niet worden tegengeworpen dat hij niet weet wie de beschuldiging heeft gedaan, juist omdat er geen sprake is geweest van betrapping. Daarnaast maakt het enkele feit dat de verklaringen van het hoofd van de beveiliging en zijn pleegmoeder niet objectief verifieerbaar zijn, niet dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn. Door deze afzonderlijke verklaringen zijn juist de vermoedens van eiser aannemelijk. Daarbij wijst eiser er tevens op dat hij de informatie over de arrestatie van de andere man van zijn nicht heeft verkregen.
7.1.
De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het ongeloofwaardig is dat eiser verdacht wordt van seksuele handelingen met een man. Hierbij stelt de staatssecretaris niet ten onterechte dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt wat er precies is gebeurd. Het is onduidelijk wie de beschuldigen over eiser aan zijn gestelde broer heeft gedaan en hoe dit precies is gegaan. Eiser heeft hierover wisselende en ongerijmde verklaringen afgelegd, terwijl eiser hier meermaals over is bevraagd. Eiser heeft tot twee keer toe verklaard dat de hoofdbeveiliger tijdens het incident met de andere man is binnengekomen dan wel hen heeft aangetroffen. [2] Toen hem werd voorgehouden dat de hoofbeveiliger hem met een andere man betrapte, heeft eiser dit niet gecorrigeerd. [3] De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat zijn verklaring over het binnenkomen van de hoofdbeveiliger, waarover hij verklaart op pagina 21 van het nader gehoor, zo moet worden uitgelegd dat dit op een ander moment was dan tijdens het incident met de andere man. Verder stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiser slechts vermoedens heeft geuit ten aanzien van de beschuldigingen, van eiser had verwacht mogen worden dat hij hierover meer dan vermoedens kan uiten. Deze vermoedens heeft eiser niet weten te ondersteunen met feitelijke onderbouwing, dit had wel van eiser verwacht mogen worden. Daarbij betrekt de rechtbank met name dat eiser wisselend heeft verklaard over de ‘betrapping’, maar ook over de manier waarop hij op de hoogte is geraakt van de wetenschap dat zijn broer van de ‘betrapping’ wist en diens beschuldigingen. Daarnaast zijn de vermoedens gebaseerd op verklaringen van zijn moeder en de hoofdbeveiliger van de compound waar eiser woonde. Deze verklaringen zijn niet objectief verifieerbaar, waardoor hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eiser eraan wenst te hechten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nader gehoor, p. 15 en p. 20.
2.Nader gehoor, p. 21 en p. 23.
3.Nader gehoor, p. 22 en p. 23.