ECLI:NL:RBDHA:2023:12357

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.13397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder Dublin-regeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Het betreft een asielaanvraag die op 25 februari 2023 is ingediend, maar niet in behandeling is genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk is.

De staatssecretaris heeft op 12 juli 2023 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 28 juli 2023 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfplaats. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder contact met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Op basis van deze overwegingen concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier, en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het besluit van 2 mei 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 25 februari 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet
nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser nog procesbelang?
2. De staatssecretaris heeft in het bericht van 12 juli 2023 aan de rechtbank laten weten dat eiser is geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. Gemachtigde van eiser heeft op 28 juli 2023 laten weten geen contact meer te hebben met eiser en niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfplaats.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft en waar hij verblijft en dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
2.2.
Gelet op deze rechtspraak en het bericht van de gemachtigde van eiser van 28 juli 2023 neemt de rechtbank aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:579.