ECLI:NL:RBDHA:2023:1238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
NL22.14753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op grond van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, allen van Syrische nationaliteit, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel familie of gezin. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen in besluiten van 7 september 2021 afgewezen, en in een aanvullend besluit van 14 november 2022 is de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en een tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een belangenafweging had moeten maken, wat in het bestreden besluit niet is gebeurd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de staatssecretaris in het aanvullend besluit alsnog een belangenafweging heeft gemaakt.

De rechtbank concludeert dat het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is, omdat referent niet meer feitelijk tot het gezin van zijn ouders behoort. Ook is er geen sprake van 'more than the normal emotional ties' tussen eisers en referent, ondanks hun samenwoning en emotionele band. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eisers heeft mogen laten uitvallen, waarbij de economische belangen van de Nederlandse staat zijn meegewogen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft betrokken en voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvragen zijn afgewezen. De uitspraak eindigt met de beslissing dat de staatssecretaris het griffierecht en proceskosten aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14753

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
allen van Syrische nationaliteit en samen te noemen eisers
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel familie of gezin.
1.1
De staatssecretaris heeft deze aanvragen in de besluiten van 7 september 2021 afgewezen. In het bestreden besluit van 1 juli 2022 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2
Op 14 november 2022 heeft de staatssecretaris een aanvullend besluit genomen. Het beroep heeft mede betrekking op het aanvullend besluit. [1]
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] (referent), de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eisers naar voren hebben gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Aan referent is een asielvergunning verleend, waarna hij voor eisers aanvragen voor een mvv voor het uitoefenen van gezinsleven op grond van artikel 8 van het EVRM [2] heeft ingediend. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen. Volgens de staatssecretaris is het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing. Verder is geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid (‘more than the normal emotional ties’) tussen eisers en referent. In het aanvullend besluit heeft de staatssecretaris – gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juli 2022 [3] - alsnog een belangenafweging gemaakt tussen, aan de ene kant, de persoonlijke belangen van eisers en referent en, aan de andere kant, de belangen van de Nederlandse staat. Deze belangenafweging valt in het nadeel van eisers en referent uit.
4. In voornoemde uitspraak van de Afdeling is het toetsingskader voor de beoordeling van het beroep op artikel 8 van het EVRM in zaken over gezinshereniging gewijzigd. Bij een beroep op artikel 8 van het EVRM mag de staatssecretaris niet meer volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat, maar hij moet altijd een belangenafweging maken, waarbij alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken. De vraag of er ‘more than the normal emotional ties’ bestaan tussen een vreemdeling en referent maakt deel uit van die belangenafweging.
4.1
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit van 1 juli 2022 geen belangenafweging heeft gemaakt, terwijl dit wel had gemoeten. Dit betekent dat het beroep tegen dat besluit gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen. Uit het oogpunt van finale geschilbeslechting zal de rechtbank bekijken of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven, nu de staatssecretaris in het aanvullend besluit alsnog een belangenafweging heeft gemaakt.
Is het jongvolwassenenbeleid van toepassing?
5. Eisers voeren aan dat het jongvolwassenenbeleid van toepassing is omdat referent feitelijk tot het gezin van zijn ouders behoort. Zij wijzen op de leeftijd van referent en de omstandigheid dat hij moreel afhankelijk is van zijn ouders en hun advies en begeleiding nodig heeft. De feitelijke gezinsband is niet verbroken door het kostwinnerschap van eiser.
5.1
De rechtbank volgt eisers niet. De staatssecretaris neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kind, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouders in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. [4]
5.2
De staatssecretaris heeft op grond van dit beleid terecht gesteld dat referent niet meer feitelijk tot het gezin van zijn ouders behoort. Weliswaar kan referent gezien zijn leeftijd onder het jongvolwassenenbeleid vallen, maar dan moet ook aan de andere criteria worden voldaan. In dit kader heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat referent in Turkije zelfstandig in zijn onderhoud voorzag en in dat van het gezin, hij was de kostwinner. Dat dit volgens eisers noodzakelijk was, doet niet af aan de feitelijke omstandigheid dat referent zich financieel staande kan houden en niet afhankelijk is van zijn ouders. De staatssecretaris heeft daarom geen familie- en gezinsleven op grond van het jongvolwassenenbeleid hoeven aannemen. Anders dan eisers betogen, heeft de staatssecretaris een individuele beoordeling gemaakt en de feitelijke situatie betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van ‘more than the normal emotional ties’?
6. Eisers voeren verder aan dat sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eisers en referent. Zij wijzen op de samenwoning, de financiële, morele, emotionele en praktische afhankelijkheid en hun medische omstandigheden.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van de ‘more than the normal emotional ties’ in het gewijzigde toetsingskader onderdeel is van de belangenafweging. Dit aspect wordt nog op dezelfde wijze beoordeeld: bepaald moet worden of er tussen de gezinsleden sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Voor de beoordeling daarvan kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst. [5]
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat geen sprake is van ‘more than the normal emotional ties’. Weliswaar woonden eisers en referent in Syrië en Turkije met elkaar samen, maar de staatssecretaris stelt terecht dat uit de verklaringen van referent volgt dat dit vooral was ingegeven door de cultuur en financiële redenen en dat daaruit niet een bijzondere afhankelijkheid volgt. De enkele samenwoning is niet voldoende om ‘more than the normal emotional ties’ aan te nemen. De staatssecretaris acht verder aannemelijk dat referent zijn ouders financieel ondersteunt en dat sprake is van financiële afhankelijkheid, maar stelt terecht dat de financiële steun ook op afstand kan plaatsvinden, zoals dat nu ook gebeurt. Over de financiële afhankelijkheid van de broer van eiser heeft de staatssecretaris – gelet op de (vage) verklaringen van referent over het werkverleden van zijn broer en de uitkomst van het digitale onderzoek - kunnen stellen dat die afhankelijkheid niet aannemelijk is gemaakt. Dat de broer van referent door zijn slechte medische situatie niet kan werken is ook niet aannemelijk gemaakt. Verder erkent de staatssecretaris dat de ouders van referent medische klachten hebben, maar de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn stelling dat niet is gebleken van ernstige medische klachten en van afhankelijkheid van referent vanwege die medische klachten. Zo hebben de ouders van referent toegang tot medische zorg en voeren zij zelf huishoudelijke en medische taken uit. Weliswaar heeft referent zijn ouders praktische hulp geboden, maar de staatssecretaris stelt terecht dat niet is gebleken dat die hulp noodzakelijk was en ook alleen kan worden gegeven door referent. Zo verklaart referent dat zijn ouders ook zelf de medicatie ophalen. Verder worden de ouders van referent op dit moment geholpen door de broer van referent. De enkele vrees dat de ouders van referent niet de medische hulp kunnen krijgen die zij nodig hebben en dat de broer van referent niet blijvend in staat is hulp te bieden, is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van ‘more than the normal emotional ties’. De rechtbank is verder – gelet op het ontbreken van recente medische stukken, het digitale onderzoek en de (vage) verklaringen van referent over de afhankelijkheid van zijn broer - met de staatssecretaris van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de broer van referent op dit moment een (ernstige) epileptische aandoening heeft en daarom afhankelijk is van medische zorg van anderen. Tot slot begrijpt de rechtbank dat eisers en referent een emotionele band hebben, samen veel hebben meegemaakt, elkaar missen en dat referent de afwezigheid van eisers in zijn dagelijks leven voelt, maar dat levert op zichzelf – zoals de staatssecretaris terecht stelt – geen ‘more than the normal emotional ties’ op. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris een juiste belangenafweging gemaakt?
7. Eisers voeren tot slot aan dat hun belangen om in Nederland hun gezinsleven te kunnen uitoefenen zwaar wegen. De door de staatssecretaris aangevoerde economische belangen van de Nederlandse staat wegen daarentegen niet zwaar.
7.1
De rechtbank stelt voorop dat bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen, aan de ene kant, de persoonlijke belangen van eisers en referent bij een gezinsleven in Nederland en, aan de andere kant, het publieke belang van de Nederlandse staat bij het controleren van immigratie. Bij het vinden van die balans moeten alle feiten en omstandigheden die van betekenis zijn kenbaar worden betrokken. Uit voornoemde uitspraak van de Afdeling van
13 juli 2022 volgt dat de rechtbank het onderzoek van de staatssecretaris naar de relevante feiten en omstandigheden en de door hem gegeven motivering van de belangenafweging indringend moet toetsen.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eisers en referent heeft mogen laten uitvallen. Anders dan eisers betogen, mogen de economische belangen van de Nederlandse staat in het nadeel van eisers en referent worden meegewogen. Het ontbreken van middelen van bestaan is daarbij niet zwaar in het nadeel meegewogen omdat referent nog niet lang in Nederland is. Verder is van belang dat sprake is van eerste toelating, wat leidt tot een minder sterke uitgangspositie. Weliswaar is er een objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen, maar het gezin woont al sinds 2014 in Turkije, heeft een kimlick en toegang tot medische zorg. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het gezinsleven niet in Turkije kan worden uitgeoefend. De staatssecretaris heeft het bestaan van een objectieve belemmering daarom niet zwaar in het voordeel van eisers en referent hoeven meewegen. Naast een sterke binding van eisers met Syrië volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn stelling dat er door het lange verblijf in Turkije ook een binding met dat land is en dat de binding van referent met Nederland, door het relatief korte verblijf, nog niet zo sterk is. Tot slot heeft de staatssecretaris sterk in het nadeel van eisers en referent mogen meewegen dat geen sprake is van ‘more than the normal emotional ties’: eisers en referent kunnen zonder elkaar functioneren, zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat het contact niet op afstand kan plaatsvinden. Gelet op het voorgaande, heeft de staatssecretaris alle feiten en omstandigheden kenbaar in de belangenafweging betrokken en de belangenafweging voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet in aanmerking komen voor een mvv voor het verblijfsdoel familie of gezin. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven.
9. Omdat het beroep gegrond is, moet de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 1.674,00 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 184,00 aan eisers vergoedt;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
€ 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000
5.werkinstructie 2020/16 Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM