Op 10 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.20804 en NL23.20805, waarbij de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Wildeboer, een beroep had ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 juli 2023 het verzoek van de verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 10 augustus 2023 is de verzoeker niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 1 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verzoeker geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.