In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag met het besluit van 6 september 2022 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris heeft bij het bestreden besluit van 17 oktober 2022 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich hebben afgemeld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat de aanvraag van eiser onvolledig was. Eiser betoogde dat de staatssecretaris zijn aanvraag had moeten doorsturen naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat, maar de rechtbank stelt vast dat de beoordeling van de aanvraag enkel betrekking had op de vraag of deze voldoende met stukken was onderbouwd. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingencirculaire 2000, die vereist dat een vreemdeling de nodige documenten overlegt om aan te tonen dat hij voldoet aan de vereisten voor een verblijfsvergunning. Eiser heeft niet aangetoond dat hij de vereiste stukken heeft overgelegd, zoals een gedegen marktanalyse en financiële onderbouwing.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag van eiser terecht is, omdat hij niet voldoet aan de vereisten voor het door hem verzochte verblijfsdoel. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.