In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 7 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn aanvraag had moeten doorsturen naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid kan verlangen dat een vreemdeling de vereiste stukken overlegt. De rechtbank concludeert dat een volledig onderbouwd ondernemingsplan noodzakelijk is voordat de aanvraag kan worden doorgestuurd naar de Minister.
Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn aanvraag onvolledig is ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet de vereiste stukken heeft overgelegd die nodig zijn om te beoordelen of hij aan het vereiste van een ‘wezenlijk Nederlands belang’ voldoet. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van eisers aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.