ECLI:NL:RBDHA:2023:12399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van vreemdeling met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1993, heeft op 22 maart 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 29 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2023 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. De staatssecretaris heeft op 3 augustus 2023 gemeld dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Volgens vaste rechtspraak wordt aangenomen dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming als hij met onbekende bestemming vertrekt, tenzij hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder aankondiging niet op de zitting verschenen en hebben ook na de zitting niet gereageerd op het bericht van de staatssecretaris. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de staatssecretaris de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyás, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Gorsselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 22 maart 2023 een aanvraag om het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 29 juni 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.19441, op 4 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiser (proces)belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep?
3. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 3 augustus 2023 laten weten dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Uit vaste rechtspraak volgt dat er in beginsel van mag worden uitgegaan dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming als hij met onbekende bestemming vertrekt. Dat is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Daarvoor is het nodig dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
3.1.
Zowel eiser als zijn gemachtigde zijn zonder enige aankondiging niet op de zitting verschenen. Ook na de zitting heeft de gemachtigde van eiser niet op het bericht van de staatssecretaris gereageerd. Eiser heeft dus niet betwist dat hij met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank leidt hier, gelet op bovengenoemde rechtspraak, uit af dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyás, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, r.o. 2.