ECLI:NL:RBDHA:2023:12424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
22/7255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders Den Haag inzake bijstandsverlening

In de uitspraak van 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw) en ontving deze bijstand sinds 29 juli 2014. Het college had echter in een eerder besluit van 13 april 2021 het recht op bijstand opgeschort en later, met een besluit van 28 april 2021, de bijstand ingetrokken. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 3 oktober 2022.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 7 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, omdat het eerdere besluit van 9 augustus 2021 door de rechtbank was vernietigd en het recht op bijstand was hersteld voor de periode van 1 april 2021 tot 19 augustus 2021. Hierdoor verklaarde de rechtbank eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het besluit van 3 oktober 2022.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college de proceskosten van eiser moet vergoeden, welke zijn vastgesteld op € 2.271,-. Ook moet het college het griffierecht van € 50,- aan de gemachtigde van eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2022 (primair besluit) heeft het college naar aanleiding van een aanvraag van 9 december 2021 aan eiser met ingang van 19 augustus 2021 bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend.
In het besluit van 3 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 op zitting gevoegd behandeld met de zaken 21/5322 en 21/6005. Eisers gemachtigde en de gemachtigde van het college zijn verschenen.

Overwegingen

1. Eiser ontving laatstelijk van het college vanaf 29 juli 2014 bijstand op grond van de Pw. Het college heeft in het besluit van 13 april 2021 het recht op bijstand met ingang van 1 april 2021 opgeschort en heeft daarna met het besluit van 28 april 2021, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 9 augustus 2021, de bijstand met ingang van dezelfde datum ingetrokken. De rechtbank heeft bij uitspraak van 14 augustus 2023 het besluit van 9 augustus 2021 vernietigd en het besluit van 28 april 2021 herroepen.
2. Dit betekent dat eiser recht heeft op bijstand over de periode van 1 april 2021 tot 19 augustus 2021. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
3. De rechtbank verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep.
4. Er is aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 2.271,- (1 punt à € 597,- voor het indienen van een bezwaarschrift en 2 punten à € 837,- in beroep). Verder moet het college het griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het besluit van het college van 3 oktober 2022;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan de gemachtigde van eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 2.271,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.