ECLI:NL:RBDHA:2023:12548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/642044 / JE RK 23-201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01], geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, heeft verzocht om deze machtiging voor de duur van één jaar, na eerder een tijdelijke machtiging te hebben verleend. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [naam01] niet aanwezig was, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam01] sinds zijn plaatsing bij de pleegmoeder in november 2022 een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij is rustiger geworden, maakt positieve keuzes en is bezig met zijn onderwijs. De pleegmoeder biedt een stabiele omgeving, wat essentieel is voor de verdere ontwikkeling van [naam01]. De moeder, die met de andere kinderen van [naam01] is verhuisd, heeft geen contact met de betrokken jeugdbeschermer en weigert elke vorm van samenwerking. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is, gezien de positieve ontwikkeling van [naam01] en het belang van zijn stabiliteit en continuïteit in de opvoeding. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/642044 / JE RK 23-201
Datum uitspraak: 10 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter
Machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen de Raad,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in [plaats01] ,
hierna te noemen [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02] ,
hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats op [plaats] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam03] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 13 februari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is [naam01] van 13 februari 2023 tot 13 februari 2024 onder toezicht gesteld. Tevens is een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg van 15 februari 2023 tot 15 augustus 2023. De behandeling van het verzoek betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter heeft (opnieuw) kennis genomen van de stukken, waaronder:
- voormelde beschikking van 13 februari 2023;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 6 juli 2023.
1.3.
Op 10 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [naam04] namens de Raad;
- [naam05] , namens de gecertificeerde instelling;
- de pleegmoeder.
Om de moeder op te roepen is op 30 juni 2023 een advertentie in de Staatscourant geplaatst. De moeder is niet ter zitting verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen
1.4.
[naam01] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 13 februari 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzocht initieel de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad heeft het verzoek ter zitting van 13 februari 2023 gewijzigd in zoverre dat wordt verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van één jaar. Dat komt erop neer dat nu nog zes maanden resteren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Sinds de plaatsing van [naam01] bij de pleegmoeder in november 2022 maakt [naam01] een positieve ontwikkeling door. [naam01] is rustiger, maakt positieve keuzes en zet zich in bij de dagbesteding. Na tweeënhalf jaar begint [naam01] weer met onderwijs en is er perspectief op instroom op zijn niveau. Hij start in komend schooljaar met de entreeopleiding van het MBO aan het Flexcollege. Er is daarnaast door de coach van Its4Sure en de pleegmoeder meer zicht gekomen op het blowen van [naam01] . Hij is niet gemotiveerd om helemaal te stoppen omdat het blowen hem rust geeft en helpt om zijn boosheid onder controle te houden. De pleegmoeder kan – met ondersteuning van de hulpverlening – een omgeving bieden waar [naam01] zich kan focussen op school en het opbouwen van een positief en ondersteunend netwerk. Hij kan in deze omgeving mogelijk op een bepaald moment ook motivatie opbrengen voor het volgen van therapie. De moeder is samen met het broertje en zusje van [naam01] naar [plaats] verhuisd. Er is geen zicht op de situatie van de moeder. [naam01] mist zijn broertje en zusje erg. De moeder weigert iedere vorm van contact met de betrokken jeugdbeschermer. De moeder voelt zich gepasseerd en kan zich niet vinden in de visie van de Raad en de jeugdbescherming. Gelet op het voorgaande verzoekt de Raad het verzoek voor de resterende duur toe te wijzen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling verklaard dat de moeder geen contact met de gecertificeerde instelling wil. Hierdoor is het lastig om het contact tussen [naam01] en zijn broertje en zusje te herstellen. De gecertificeerde instemming blijft zich hiervoor de komende tijd inzetten. Daarnaast zet de gecertificeerde instelling vraagtekens bij de invulling van het gezag door de moeder, aangezien zij op geen enkele wijze betrokkenheid toont en ook geen bijdrage levert aan contactherstel tussen [naam01] en zijn broertje en zusje.
4.2.
Door de pleegmoeder is ingestemd met het verzochte. De pleegmoeder brengt ter zitting naar voren dat [naam01] zich goed ontwikkelt in haar gezin en dat zij er heel graag voor hem wil zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Sinds de plaatsing van [naam01] bij de pleegmoeder zijn er meerdere positieve stappen gezet. De kinderrechter complimenteert [naam01] en de pleegmoeder hiermee. De pleegmoeder is bereid de opvoeding en verzorging van [naam01] tot de meerderjarigheid op zich te nemen en sluit aan bij de behoeften van [naam01] . Hij ervaart bij de pleegmoeder de rust, stabiliteit en structuur die hij nodig heeft. De moeder is in de gelegenheid gesteld om op het gewijzigde verzoek van de Raad te reageren, maar is wederom niet ter zitting verschenen. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat er de komende periode aandacht is voor het contactherstel tussen [naam01] en zijn broertje en zusje. Rechtdoend aan de positieve ontwikkeling van [naam01] bij de pleegmoeder en de wens van [naam01] om bij de pleegmoeder te verblijven, wijst de kinderrechter het aangehouden verzoek toe tot het einde van de ondertoezichtstelling. Hierdoor is het voor [naam01] duidelijk dat hij de komende periode bij de pleegmoeder kan blijven en zich vanuit hier verder kan focussen op zijn ontwikkeling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 15 augustus 2023 tot 13 februari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 24 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.