ECLI:NL:RBDHA:2023:12570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot vreemdelingen en zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, was op 13 juli 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet. De maatregel werd met maximaal twaalf maanden verlengd, wat de eiser aanvoerde als ongegrond en punitief. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de maatregel gerechtvaardigd was, omdat de eiser niet meewerkte aan zijn uitzetting en er geen geldig document voor grensoverschrijding aanwezig was. De rechtbank stelde vast dat er zicht op uitzetting was, ondanks de weigering van de eiser om mee te werken aan de benodigde procedures. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de verlenging van de maatregel voldoende waren gemotiveerd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22410

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 13 juli 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 8 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] De rechtbank heeft het onderzoek op 11 augustus 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
Voorwaarden voor verlenging
4. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
5. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen deze grondslag voor de verlenging
van de maatregel van bewaring. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gemotiveerd
dat daaraan is voldaan. Er zijn elf vertrekgesprekken met eiser gevoerd, die niet
hebben geleid tot eisers vertrek. Eiser heeft herhaaldelijk verklaard niet te willen terugkeren
naar Marokko en hij heeft tot twee keer toe geweigerd om te verschijnen voor een
presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko. [7] Een reisdocument kan niet worden afgegeven als geen presentatie plaatsvindt. Gelet hierop heeft verweerder terecht overwogen dat, ondanks zijn redelijke inspanningen, de nodige documentatie op zich laat wachten en dat eiser geen medewerking verleent aan zijn vertrek.
Bewaringsgronden
6. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de gronden die aan
het verlengingsbesluit ten grondslag liggen feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht,
en evenmin dat deze gronden de conclusie rechtvaardigen dat een risico bestaat dat eiser
zich aan het toezicht zal onttrekken en/of dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de
uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Belangenafweging
7. Eiser stelt dat het verlengen van de maatregel van bewaring een ongeoorloofd punitief karakter heeft, nu het enkel een pressiemiddel is om zijn medewerking aan de uitzetting te verkrijgen.
8. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser heeft namelijk tijdens zijn inbewaringstelling geweigerd om mee te werken aan zijn terugkeer, zoals onder rechtsoverweging 5 is overwogen. Eiser heeft tijdens het gesprek op 28 juni 2023 of in de zienswijze geen concrete punten aangevoerd die moeten leiden tot de conclusie dat een lichter middel succesvol toegepast kan worden. Verweerder stelt dan ook terecht dat voldoende is gemotiveerd waarom, alle belangen afwegende, een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Zoals eerder overwogen is een aparte verzwaarde belangenafweging niet vereist.
Zicht op uitzetting
9. Eiser stelt dat hij klaarblijkelijk niet zonder zijn expliciete medewerking uitgezet kan worden. Een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten blijkt nodig om tot afgifte van een LP [8] te komen. Eiser meent dat verweerder hem hier niet toe kan dwingen. Eiser stelt dan ook dat er geen sprake is van zicht op uitzetting, nu hij weigert mee te werken aan een presentatie.
10. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet dat sprake is van zicht op uitzetting. Niet is gebleken van aanwijzingen dat dit voor eiser anders is. De Marokkaanse autoriteiten hebben juist de nationaliteit van eiser bevestigd en hij is meermaals uitgenodigd voor een presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging. Niet kan worden gesteld dat de Marokkaanse autoriteiten zich niet meewerkend opstellen of dat er waarschijnlijk geen LP zal worden afgegeven voor eiser. In tegenstelling tot wat eiser aanvoert, rust op hem wel degelijk een medewerkingsplicht. Zoals eerder overwogen houdt eiser zich niet aan zijn vertrekplicht. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat. [9]
Ambtshalve toets [10]
11. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
12. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Vreemdelingenwet, de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Te weten op 24 mei 2023 en 7 juni 2023.
8.Laissez-passer.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2707.
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.