ECLI:NL:RBDHA:2023:12582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/4609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en recht op WIA-uitkering

Op 23 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst als eiser en het UWV als verweerder. De zaak betreft de mate van arbeidsongeschiktheid van een werknemer, die aanvankelijk 100% arbeidsongeschikt werd verklaard, maar later op 8 juli 2021 op 67,56% werd vastgesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep van de eiser tegen het besluit van het UWV van 30 mei 2022, waarin het UWV zijn eerdere beslissing handhaafde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 augustus 2023, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als vertegenwoordigers van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat de werknemer op 8 juli 2021 voor 67,56% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts B&B zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische belastbaarheid van de werknemer op overtuigende wijze is gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat de door de verzekeringsarts B&B aangenomen diagnoses overeenkomen met die van de primaire arts en dat er geen nieuwe medische informatie is ingediend die de stelling van de eiser kan onderbouwen.

De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de werknemer geen recht heeft op een hogere WIA-uitkering dan het percentage dat door het UWV is vastgesteld. De proceskosten van de eiser worden niet vergoed, aangezien hij in het ongelijk is gesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor eisers om hun standpunten met voldoende bewijs te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4609

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

De Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, gevestigd in Den Haag, eiser
(gemachtigde: mr. S. van Brenk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: J. Marquenie).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van [naam] (hierna: werknemer) voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en hem een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Vanaf 8 juli 2021 is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,56%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 30 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de arts-gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het UWV, werknemer en de gemachtigde van werknemer. Tevens was de neef van werknemer, dhr. Karakaya, aanwezig.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Werknemer heeft voor het laatst gewerkt als behandelfunctionaris bij eiser voor gemiddeld 35,86 uur per week. Op 11 maart 2019 heeft werknemer zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Werknemer heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat werknemer op 8 juli 2021 67,56% arbeidsongeschikt is.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts B&B van 20 mei 2022. De medische belastbaarheid van werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 27 september 2021 en geldig vanaf 8 juli 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 24 mei 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de opgestelde FML een veel te positief beeld van de belastbaarheid van werknemer geeft. Zonder in het rapport aanwezige argumenten voor een verandering/verbetering van de medische situatie wordt per datum onderzoek aangenomen dat sprake is van benutbare mogelijkheden, terwijl dat tot en met einde wachttijd niet het geval was. Dat de verzekeringsarts desgevraagd stelt dat er nooit sprake is geweest van geen benutbare mogelijkheden (GBM) vindt eiser direct aanwijsbaar onjuist. Hij vindt dat uit het dossier wel blijkt dat er bij werknemer sprake is van GBM op 8 juli 2021. Verder vindt eiser de stelling van de verzekeringsarts B&B dat de door de primaire verzekeringsarts gestelde diagnoses dezelfde zijn als de door collega De Mooij gestelde diagnoses, een wel erg vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. De door De Mooij gestelde diagnoses zijn geen op zichzelf staande feiten, maar nauw met elkaar verweven. De Mooij vindt professionele GGZ-hulp dringend geïndiceerd, een multi-methodische aanpak is daarbij vereist. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een brief van verzekeringsarts J. Schipper ingediend.
7. Eiser stelt verder dat de geduide functie van medior soldering operator (onder SBC-code 111180) niet passend is. De functie overschrijdt de belastbaarheid van werknemer op item 1.8.3 (werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen), 1.8.4 (werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken), hoge verantwoordelijkheid, 1.8.6 (werk zonder verhoogd persoonlijk risico), 4.8 (frequent reiken tijdens het werk) en 5.9 (afwisseling van houding). De functie van productiemedewerker confectie (onder SBC-code 272042) is niet geschikt vanwege een overschrijding op item 1.8.4 (werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken) en 1.8.6 (werk zonder verhoogd persoonlijk risico). Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een rapport van arbeidsdeskundige J. Kijvekamp (hierna: Kijvekamp) ingediend. Kijvekamp heeft naast arbeidskundige opmerkingen in zijn rapport nog opgemerkt dat de verzekeringsarts B&B, gelet op de aangenomen beperkingen inzake algehele stressbelasting, alsnog moet toelichten wat de (bovennormale) belastbaarheid is op item 1.1 (vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren).

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer 67,56% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van werknemer op 8 juli 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat werknemer op 8 juli 2021 voor 67,56% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Zij heeft werknemer gezien en gesproken tijdens de hoorzitting. Nadien heeft zij een psychiatrische expertise laten uitvoeren door psychiater N.J. de Mooij (hierna: De Mooij). Het expertiserapport is betrokken bij de beoordeling. Ook heeft zij aanvullend informatie bij de huisarts opgevraagd en betrokken. De door werknemer ingebrachte medische informatie is meegewogen in haar beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van werknemer heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van werknemer op 8 juli 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Zij heeft toegelicht waarom zij het oordeel van de primaire verzekeringsarts in stand heeft gelaten. De diagnoses van Van Mooij (matige depressie, somatische symptoomstoornis (SOLK, naar aanleiding van een whiplash), suikerziekte en een te hoog cholesterolgehalte) komen overeen met de diagnoses die zowel de primaire arts als de verzekeringsarts B&B hebben geconstateerd. De stelling dat de door de verzekeringsarts B&B aangenomen diagnoses een wel erg vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid betreft, heeft eiser niet verder onderbouwd en volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit zijn betoog. De verzekeringsarts B&B heeft verder niet gezien dat er diagnoses zijn gesteld die een aanscherping van de belastbaarheid zouden rechtvaardigen. Ook heeft zij geen aanleiding gezien om de urenbeperking verder uit te breiden. De vicieuze cirkel waarin werknemer zich bevindt, de diabetes, de matige depressie of de somatische symptoomstoornis zijn daarvoor geen reden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de FML een veel te positief beeld van de belastbaarheid van werknemer geeft. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiser niet heeft aangegeven op welke punten de FML niet juist of onvolledig is, anders dan dat er volgens eiser sprake zou zijn van GBM.
12. Omdat eiser het standpunt niet met nieuwe medische informatie van werknemer heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan zijn medische belastbaarheid zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B in haar rapport van 19 december 2022 – ten overvloede – toegelicht waarom er per einde wachttijd wèl, maar per datum van het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts géén sprake was van GBM. De verzekeringsarts B&B heeft hierbij – zo begrijpt de rechtbank – het standpunt van de primaire verzekeringsarts gevolgd. De primaire verzekeringsarts heeft toegelicht dat werknemer pas vier maanden na datum einde wachttijd is gezien op zijn spreekuur. Mede hierom heeft de primaire verzekeringsarts werknemer het voordeel van de twijfel gegeven en de belastbaarheid zoals die eind 2020 door de bedrijfsarts werd geduid als leidraad genomen. Vervolgens heeft hij toegelicht waarom er op de datum van het spreekuur (8 juli 2021) geen GBM-situatie (meer) van toepassing is. Werknemer is namelijk niet bedlegerig, niet opgenomen, in het dagelijks leven niet dermate afhankelijk voor het uitvoeren van activiteiten dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is, noch is als gevolg van een ernstige psychische stoornis sprake van een sterk verminderd functioneren op alle levensgebieden inclusief de basale zelfverzorging. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat werknemer op 8 juli 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 27 september 2021 (geldig vanaf 8 juli 2021) vastgesteld dat werknemer niet geschikt is voor zijn eigen werk als behandelfunctionaris, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die werknemer in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( SBC-code 272042) Productiemedewerker confectie, kleermaken.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft de geselecteerde functies eveneens geschikt bevonden. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten en het Resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor werknemer. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. In zijn aanvullend rapport van 20 december 2022 is de arbeidsdeskundige B&B ingegaan op de beroepsgronden van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige B&B voldoende gemotiveerd waarom hij bij zijn standpunt blijft dat de geduide functies geschikt zijn voor werknemer. Hij heeft toegelicht dat het uitgangspunt het rapport van de verzekeringsarts B&B en de FML is. Bovendien, uitgaande van het CBBS, moet ervan uitgegaan worden dat de belasting van een functie de belastbaarheid van de klant niet overschrijdt als er geen signalering is op een bepaald item. De combinatie van belastingen zoals die zich in de uitvoering kunnen voordoen, overschrijden de belastbaarheid niet. De functie met SBC-code 111180 is geschikt omdat er geen overschrijding van de belastbaarheid plaatsvindt. Werknemer is niet beperkt op item 1.1 en 1.2 (vasthouden en verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren). Verder worden de items 1.8.2 (voorspelbare werksituatie), 1.8.3 (werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen), 1.8.4 (werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken) en 1.8.5 (geen hoog handelingstempo) niet als belastingpunt gescoord in het CBBS-systeem. Verder is in deze functie geen sprake van het dragen van een hoge verantwoordelijkheid. Een soldeerbout ter grootte van een pen ziet de arbeidsdeskundige B&B niet als gevaarlijk gereedschap en dus niet als een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid op item 1.8.6 (werk zonder verhoogd persoonlijk risico). De hogere frequentie op reiken wordt gecompenseerd door het lagere gewicht en de geringere afstand, zodat ook op item 4.8.1 (frequent reiken tijdens het werk) geen overschrijding is. Ook is er voldoende afwisseling van houding (item 5.9.1). De functie met SBC-code 272042 is geschikt omdat het door eiser genoemde item 1.8.4 niet in het CBBS als beperking wordt beschreven en het werken met een naaimachine wel het risico op het prikken aan een naald of het snijden van een draad in de vinger bij het lostrekken ervan met zich meebrengt, maar dat dit niet een gevaar is dat als verhoogd persoonlijk risico gezien moet worden. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat werknemer in staat is de functies te vervullen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat werknemer op 8 juli 2021 met de middelste van de drie geduide functies 32,44% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 67,56% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten dat werknemer per 8 juli 2021 voor 67,56% arbeidsongeschikt is en daarom recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.