In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P. de Witte, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit, genomen op 30 maart 2021, verleende eiseres voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 een maatwerkvoorziening voor hulp in het huishouden in de vorm van zorg in natura met de intensiteit Basis. Eiseres was het niet eens met het bestreden besluit van 21 oktober 2021, waarin haar bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond werd verklaard. Eiseres stelde dat zij ook recht had op huishoudelijke hulp voor de periode van 1 juli 2021 tot 1 mei 2022, waarvoor zij zelf kosten had gemaakt.
De rechtbank heeft op 12 juli 2023 de zaak behandeld. Tijdens de zitting bleek dat de gemachtigden van beide partijen overeenstemming hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoende procesbelang had bij het beroep, gezien haar verzoek om vergoeding van kosten en schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- en het griffierecht van € 49,- wordt ook vergoed door verweerder.
De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.