ECLI:NL:RBDHA:2023:12601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
21/7088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot toekenning van maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P. de Witte, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit, genomen op 30 maart 2021, verleende eiseres voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 een maatwerkvoorziening voor hulp in het huishouden in de vorm van zorg in natura met de intensiteit Basis. Eiseres was het niet eens met het bestreden besluit van 21 oktober 2021, waarin haar bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond werd verklaard. Eiseres stelde dat zij ook recht had op huishoudelijke hulp voor de periode van 1 juli 2021 tot 1 mei 2022, waarvoor zij zelf kosten had gemaakt.

De rechtbank heeft op 12 juli 2023 de zaak behandeld. Tijdens de zitting bleek dat de gemachtigden van beide partijen overeenstemming hadden bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres voldoende procesbelang had bij het beroep, gezien haar verzoek om vergoeding van kosten en schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- en het griffierecht van € 49,- wordt ook vergoed door verweerder.

De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2023. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. M.P. de Witte,
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: mr. E.H. Buizert.

Inleiding

In het primaire besluit van 30 maart 2021 heeft verweerder aan eiseres voor de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) verstrekt voor hulp in het huishouden in de vorm van zorg in natura met de intensiteit Basis.
In het bestreden besluit van 21 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft in het besluit van 19 mei 2022 eiseres een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo verstrekt voor hulp in het huishouden in de vorm van zorg in natura met de intensiteit Basis vanaf 1 mei 2022 tot en met 30 april 2025.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep van eiseres nader medisch onderzoek laten verrichten door de GGD naar de vraag in hoeverre eiseres en haar partner in staat kunnen worden geacht tot het verrichten van (zwaardere) huishoudelijke werkzaamheden. Daarna heeft verweerder eiseres bij het besluit van 19 mei 2022 huishoudelijke hulp toegekend vanaf 1 mei 2022 tot en met 30 april 2025.
2. De rechtbank ziet zich gelet op het besluit van 19 mei 2022 eerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij dit beroep.
2.1.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 3 juli 2023 gevraagd te reageren op het besluit van 19 mei 2022 en het procesbelang te onderbouwen.
2.2.
In de reactie van 4 juli 2023 heeft eiseres aangevoerd dat zij ook vanaf 1 juli 2021 tot 1 mei 2022 huishoudelijke hulp op grond van de Wmo had moeten krijgen en dat de hulp van T-Zorg in de maanden juli, augustus en september 2021 is doorgelopen, waarvoor zij zelf de kosten heeft moeten betalen. Eiseres wil dat deze kosten vergoed worden, evenals de kosten die zij heeft gemaakt voor de incidentele hulp die zij van derden heeft gekregen van oktober 2021 tot mei 2022. Tot slot wil eiseres een schadevergoeding ontvangen voor het feit dat zij gedurende langere tijd is uitgesloten van huishoudelijke hulp waardoor haar huis ernstig is vervuild en de relatie met haar man ernstig is verslechterd.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende procesbelang ontleent aan hetgeen zij in de brief van 4 juli 2023 heeft gesteld.
3. Ter zitting is gebleken dat de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder kort voor de zitting overeenstemming hebben bereikt. Zij hebben de rechtbank ter zitting verzocht het beroep van eiseres gegrond te verklaren en eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen. Verweerder zal eiseres alsnog huishoudelijke hulp toekennen in de vorm van zorg in natura met de intensiteit Basis voor de periode van 1 juli 2021 tot 1 oktober 2021 en zal aan eiseres een schadevergoeding ter hoogte van € 650,- betalen.
4. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt in overeenstemming met hetgeen hiervoor is besproken. Omdat het beroep gegrond verklaard wordt, krijgt eiseres de proceskosten vergoed tot een bedrag van € 1.674,-, voor twee punten in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), te betalen door verweerder. Verweerder moet ook het griffierecht aan eiseres vergoeden ter hoogte van € 49,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt in overeenstemming met hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres de proceskosten in beroep ter hoogte van € 1.674,- vergoedt;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2023.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.