ECLI:NL:RBDHA:2023:12638
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis ten behoeve van meerdere personen. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan. Eiser heeft zijn aanvraag op 19 juli 2022 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 9 februari 2023 in gebreke gesteld en heeft op 28 juni 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft ook verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.