ECLI:NL:RBDHA:2023:12665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door de rechtbank Den Haag in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiser, die samen met zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen in een eengezinswoning woont, heeft de aanvraag ingediend omdat traplopen voor hem en zijn echtgenote problematisch is door fysieke klachten. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk op basis van vier algemene weigeringsgronden. Eiser betwist deze gronden en stelt dat hij niet in staat is om binnen drie maanden passende woonruimte te vinden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelingsruimte heeft en dat de afwijzing van de aanvraag op basis van de genoemde weigeringsgronden terecht is. De rechtbank stelt vast dat eiser voornamelijk op eengezinswoningen heeft gereageerd en dat er geen bewijs is dat andere woningen niet geschikt zouden zijn. Bovendien heeft eiser niet aangetoond dat hij zelf actief heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een schrijnende situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de urgentieverklaring niet wordt verleend en het griffierecht niet wordt terugbetaald. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.