ECLI:NL:RBDHA:2023:12684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19930
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag van een eiser met betwiste nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023 wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn, had op 6 juni 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk op 4 juli 2023, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant konden zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 augustus 2023, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend waarin hij de Marokkaanse nationaliteit claimde, en deze aanvraag was in rechte vast komen te staan. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende nieuwe bewijsstukken heeft overgelegd om zijn claim van Algerijnse nationaliteit te onderbouwen. De staatssecretaris had geen aanleiding om een taalanalyse of herkomstonderzoek te verrichten, aangezien eiser zijn nieuwe nationaliteit niet geloofwaardig heeft kunnen maken. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken met documenten of andere bewijsstukken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19930

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en stelt te zijn geboren op [datum] 1991. Eiser heeft op 6 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 4 juli 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het aan dit beroep gekoppelde verzoek om voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.19931) op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Bij uitspraak van 27 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat eiser niet mag worden uitgezet totdat is beslist in het onderhavige beroep.
1.2.
Het beroep is op de zitting van 10 augustus 2023 behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daarbij is vermeld dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 12 maart 2019 afgewezen. Eiser heeft daartegen geen beroep ingesteld, zodat dat besluit in rechte vaststaat.
3.2.
Op 6 juni 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Bij de onderhavige aanvraag heeft eiser vermeld dat hij geregistreerd staat als Marrokkaan, maar dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.
Bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hiermee is toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
Gronden
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen taalanalyse en herkomstonderzoek heeft verricht. Eiser betoogt dat Arabisch Marokkaans en Arabisch Algerijns zeer nauw verwant aan elkaar zijn en dat de staatssecretaris ten onrechte ervan uitgaat dat eiser Marokkaan is. Ook heeft de staatssecretaris geen herkomstvragen aan eiser gesteld. Eiser heeft in beroep ter onderbouwing van zijn Algerijnse nationaliteit een door zijn broer in Algerije toegezonden foto van zijn geldige Algerijnse identiteitskaart overgelegd. Hoewel de personalia daarop afwijken van de personalia waaronder eiser in Nederland is geregistreerd, is de identiteitskaart voorzien van eisers pasfoto. Hiermee is volgens eiser het begin van bewijs geleverd dat hij de waarheid spreekt wanneer hij zegt dat hij eerder, om hem moverende redenen, heeft verklaard dat hij de Marokkaanse nationaliteit bezit, maar nu naar waarheid heeft verklaard dat hij Algerijnse is.
Oordeel van de rechtbank
6. Uit het arrest
LHvan 10 juni 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2021:478) volgt dat de beoordeling van opvolgende asielaanvragen die de staatssecretaris in het kader van artikel 40, tweede en derde lid, van de Procedurerichtlijn moet maken, bestaat uit twee stappen. De eerste stap is de beoordeling van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Deze stap bestaat uit twee fasen. De eerste fase is het onderzoek of er nieuwe elementen of bevindingen zijn in verband met de behandeling van de vraag of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt de staatssecretaris toe aan de tweede fase. De tweede fase is het onderzoek of de nieuwe elementen of bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming, de elementen en bevindingen moeten met andere woorden relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Dat brengt met zich dat de staatssecretaris tot op bepaalde hoogte inhoudelijk moet ingaan op de opvolgende aanvraag. Aan beide ontvankelijkheidsvereisten zoals genoemd in de eerste en tweede fase moet zijn voldaan, voordat de staatssecretaris overgaat tot inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat niet is gebleken van nieuwe elementen of bevindingen die relevant zijn voor de beoordeling van de opvolgende asielaanvraag. De staatssecretaris heeft terecht de Marokkaanse nationaliteit van eiser tot uitgangspunt genomen, nu eiser aan zijn eerdere asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De asielbeschikking waarbij de Marokkaanse nationaliteit van eiser leidend is geweest, staat in rechte vast. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk te maken met documenten of andere bewijsstukken dan wel daarover geloofwaardig te verklaren. Als eiser hierin slaagt en zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk/geloofwaardig is, zal dit een nieuw licht werpen op de eerdere asielprocedure en gevolgen hebben voor het (als uitgangspunt) geldende oordeel van de staatssecretaris.
6.2.
Eiser heeft verklaard dat hij met de opvolgende asielaanvraag zijn nationaliteit wil wijzigen naar Algerijnse. In het gehoor opvolgende aanvraag heeft hij verklaard niet te kunnen beschikken over documenten. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat met deze verklaring de Algerijnse nationaliteit en identiteit niet geloofwaardig is. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over waar zijn documenten liggen (bij kennissen of bij zijn verloofde) en dat eiser vanuit verschillende Europese landen is overgedragen waarbij eiser steeds de Marokkaanse nationaliteit heeft opgegeven. De staatssecretaris heeft terecht geen aanleiding gezien voor een herkomstonderzoek en/of een taalanalyse, nu eiser zijn gestelde Algerijnse nationaliteit niet nader heeft onderbouwd. Daarnaast is ook van belang dat eiser in het gehoor opvolgende aanvraag van 14 juni 2023 slechts zeer summier heeft verklaard over gestelde problemen in Marokko (het terecht veronderstelde land van herkomst), in de vorige asielprocedure is komen vast te staan dat Marokko ook voor eiser een veilig land van herkomst is, zodat eiser ook in dat verband geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd.
6.3.
Tijdens het beroep heeft eiser een foto van een Algerijnse identiteitskaart ingediend. De staatssecretaris heeft hierover terecht gesteld dat daarmee niet alsnog een nieuw element of bevinding aan de aanvraag ten grondslag is gelegd. Eiser heeft slechts een foto overgelegd van een pasje, en niet een originele identiteitskaart of een kopie daarvan.
De tekst die te zien is, is niet vertaald, zodat de tekst op de kaart niet gecontroleerd kan worden. Eiser heeft bovendien gesteld dat de personalia op de foto niet overeenkomen met de personalia waarmee eiser geregistreerd staat. De enige aanwijzing dat het bij de pas -voorzien van de Algerijnse vlag - om eiser zou gaan, is de pasfoto op de kaart. De rechtbank ziet in deze omstandigheden onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris gehouden zou zijn om de (foto van de) pas te laten verifiëren door Bureau Documenten of alsnog een herkomstonderzoek en/of taalanalyse te laten verrichten. Eiser heeft met de foto van het pasje niet alsnog zijn gestelde Algerijnse nationaliteit onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.