ECLI:NL:RBDHA:2023:12699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/652400 / FT RK 23/612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot ontruiming van huurwoning

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd om ontruiming van zijn huurwoning te voorkomen. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Pearson, heeft deze voorziening aangevraagd omdat de verhuurder op 25 augustus 2023 de woning wilde ontruimen, wat een bedreigende situatie voor verzoeker zou creëren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker eerder een voorlopige voorziening had gekregen op 4 januari 2023, die hem verbood om de woning te ontruimen, maar deze was inmiddels vervallen omdat verzoeker zijn WSNP-verzoek had ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het nieuwe verzoek om een voorlopige voorziening niet toewijsbaar was op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, omdat de maximale termijn van zes maanden was overschreden. Echter, de rechtbank heeft het verzoek mede als een verzoek op grond van artikel 287 lid 4 Fw aangemerkt, omdat de situatie sinds de eerdere beschikking was gewijzigd. Verzoeker had een Bbz-krediet van € 35.000,- gekregen, wat hem in staat zou stellen om een saneringsvoorstel aan zijn schuldeisers te doen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de ontruiming te verbieden tot 6 oktober 2023, onder de voorwaarde dat de huurtermijnen worden voldaan. De rechtbank heeft de behandeling van het WSNP-verzoek gepland voor 5 oktober 2023, zodat verzoeker de gelegenheid krijgt om het minnelijk traject voort te zetten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/652400 / FT RK 23/612
beschikking van 24 augustus 2023 op grond van artikel 287b lid 1 en artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet
[verzoeker],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna: verzoeker,
advocaat: mr. J. Pearson,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats01] ,
hierna: verweerder,
gemachtigde: BoitenLuhrs Gerechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
Op 25 augustus 2023 wil verweerder de woning van verzoeker ontruimen. Hierdoor is voor verzoeker een bedreigende situatie ontstaan. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming voor twee maanden wordt verboden. Verzoeker is daardoor in de gelegenheid om het minnelijk traject af te ronden.

1.De procedure

1.1.
Op 17 augustus 2023 heeft verzoeker gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw) Daarbij heeft verzoeker ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
De verzochte voorlopige voorziening strekt ertoe dat verweerder op grond van artikel 287b Fw gedurende een periode van 2 maanden wordt verboden om tot ontruiming over te gaan van de woning die verzoeker van verweerder huurt ( [adres01] te [plaats01] ). Bij vonnis d.d. 24 november 2022 van de kantonrechter is verzoeker onder meer veroordeeld tot ontruiming van de door hem van verweerder gehuurde woning. Bij exploot van 2 augustus 2023 is wederom aangezegd dat de woningontruiming zal plaatsvinden, dit keer op 25 augustus 2023.
1.3.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 24 augustus 2023. Op deze zitting verschenen:
- verzoeker,
- mr. J. Pearson,
- de heer [naam01] , schuldhulpverlener namens Zuidweg & Partners,
- de heer [naam02] , medewerker van BoitenLuhrs Gerechtsdeurwaarders namens verweerder.

2.Het verweer

2.1.
Namens verweerder heeft zijn gemachtigde zich tegen toewijzing van het verzoek uitgesproken.

3.De beoordeling

voorlopige voorziening ex artikel 287b Fw

3.1.
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw heeft tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden (Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5). Een voorlopige voorziening wordt uitgesproken voor de duur van maximaal 6 maanden (artikel 287b lid 5 Fw).
3.2.
a. Bij beschikking van 4 januari 2023 heeft de rechtbank al eerder – als voorlopige voorziening ex artikel 287b Fw – verweerder verboden om tot ontruiming van de woning over te gaan. Dit onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden betaald. Tevens is bepaald dat die voorziening geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken, maar in ieder geval na 6 maanden vervalt. Voorts is bepaald dat de behandeling van het WSNP-verzoek zal worden voortgezet op 12 juni 2023 onder de voorwaarde dat één week daarvoor een compleet WSNP-verzoek is ingediend. De voortgezette behandeling van het WSNP-verzoek is vervolgens aangehouden tot 3 juli 2023.
b. Op 30 juni 2023 heeft de schuldhulpverlener de rechtbank als volgt bericht: “
Zojuist heb ik telefonisch contact gehad met client en heb ik de situatie voorgelegd. Op basis daarvan heb ik met client afgesproken dat wij het Wsnp-verzoek voor nu intrekken. Client is zich momenteel aan het focussen op de aanvraag en toekenning van een bbz-krediet op basis waarvan hij de schuldeisers op korte termijn een voorstel wil doen.
c. Op 17 augustus 2023 wordt om eenzelfde voorlopige voorziening verzocht, dit keer voor de duur van 2 maanden. Hiertoe wordt gesteld dat het schuldhulpverle-ningstraject nog niet tot een oplossing in der minne heeft geresulteerd “
nu het bedrijfskapitaal voor de sanering pas op 2 augustus 2023 ter beschikking is gesteld.” Hierbij wordt verwezen naar een brief d.d. 2 augustus 2023 van de gemeente [plaats01] waarin wordt vermeld dat verzoeker onder voorwaarden een bedrijfskapitaal van € 35.000,- krijgt (een Bbz-krediet). Het schuldregelingstraject bevindt zich in de eindfase. Verzoeker stelt verder dat een ontruiming van de woning een aanbod aan zijn schuldeisers zal frustreren of onmogelijk zal maken.
3.3
Zoals uit het bovenstaande blijkt is op 4 januari 2023 ook al een voorlopige voorziening gegeven waarbij ontruiming van de woning is verboden, voor de duur van maximaal 6 maanden. De maximale termijn voor die voorlopige voorziening verstreek op 4 juli 2023. Kort daarvoor heeft verzoeker het WSNP-verzoek ingetrokken waardoor de voorlopige voorziening verviel. Die voorlopige voorziening had toen bijna 6 maanden gegolden. Dit betekent dat verzoeker reeds voor nagenoeg de volledige termijn van artikel 287b lid 5 Fw van de voorlopige voorziening gebruik heeft gemaakt. Het opnieuw geven van eenzelfde voorlopige voorziening zou inhouden dat de maximale termijn van artikel 287b lid 5 Fw wordt overschreden. Dat het nieuwe verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan in het kader van een nieuw WSNP-verzoek maakt dit niet anders. De wetgever heeft immers een termijn van 6 maanden voldoende geacht om de schuldenaar in staat te stellen met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden. Hoewel in de wet niet is bepaald dat een moratorium slechts één keer kan worden verleend, past een tweede moratorium niet bij de wel in de wet geregelde maximale termijn van zes maanden. Dit alles maakt dat het verzoek niet toewijsbaar is op grond van artikel 287b Fw.
Voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 Fw
3.4.
Gezien de inhoud van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, zal de rechtbank het onderhavig verzoek mede als een verzoek ex artikel 287, vierde lid, Fw aanmerken. Sinds de voorlopige voorziening van 4 januari 2023 is de situatie gewijzigd. Bij brief van 2 augustus 2023 is verzoeker onder voorwaarden een Bbz-krediet van € 35.000,- toegekend dat is bedoeld om zijn schulden te saneren. Dit zal hem in staat stellen zijn schuldeisers een saneringsvoorstel te doen. Ter zitting is meegedeeld dat verweerder naar schatting 25% van zijn vordering betaald zal krijgen. Een ontruiming van de woning zal betekenen dat verzoeker met zijn onderneming zal moeten stoppen en dat de schuldeisers hoogst waarschijnlijk nagenoeg niets van hun vordering betaald zullen krijgen. De schuldhulpverlener heeft ter zitting meegedeeld dat het buitengerechtelijke schuldregelingstraject binnen een maand kan zijn voltooid en het ingediende WSNP-verzoek zonodig binnen een maand kan worden gecompleteerd. Tevens is gebleken dat sinds de voorlopige voorziening van 4 januari 2023 de lopende huurtermijnen zijn betaald en is meegedeeld dat de huur voor de komende maanden kan en zal worden betaald. Dit alles overziend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een spoedeisende situatie waarbij het belang van verzoeker om over de woning te kunnen blijven beschikken thans zwaarder dient te wegen dan het – niet nader omschreven – belang van de verhuurder bij ontruiming. Gelet op de eerdere voorlopige voorziening en de ter zitting gedane mededelingen over de tijd die nog nodig is om het buitengerechtelijke schuldregelingstraject te voltooien, zal de rechtbank de voorlopige voorziening geven voor de periode tot 6 oktober 2023. De rechtbank zal er naar streven het WSNP-verzoek ter zitting van 5 oktober 2023 te behandelen. Daarmee wordt de heer [verzoeker] de gelegenheid geboden om het minnelijke traject voort te zetten met als doel om met zijn schuldeisers, waaronder verweerder, een regeling voor de schulden te bereiken en/of het minnelijke traject af te ronden.
De schuldsaneringsregeling
3.5.
Ter terechtzitting heeft verzoeker aangegeven dat het WSNP-verzoek op korte termijn kan worden gecompleteerd. De (verdere) behandeling van dat verzoek zal plaatsvinden op
5 oktober 2023 om 13:30 uur, onder de voorwaarde dat één week voor voornoemde datum een compleet WSNP-verzoek is overgelegd.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt verweerder tot ontruiming over te gaan van de woning aan de [adres01] te [plaats01] ;
  • bepaalt voorts dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen worden voldaan;
  • bepaalt dat de genoemde voorziening geldt totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken, en in ieder geval vervalt op
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023.