ECLI:NL:RBDHA:2023:12757
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had zijn aanvraag op 11 augustus 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 11 februari 2023 een besluit moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 20 februari 2023 in gebreke gesteld en op 9 juni 2023 het beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100 per dag te betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.