ECLI:NL:RBDHA:2023:12758
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij haar referent, Rajab Rajab. De aanvraag is op 14 september 2022 ingediend, en de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verlengd met drie maanden, waardoor de deadline op 14 maart 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 24 maart 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 23 mei 2023 ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Eiseres verzoekt de rechtbank om de reeds verbeurde dwangsommen vast te stellen en om verweerder op te dragen binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank legt een termijn van twintig weken op voor verweerder om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier R. de Mul, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.